GEMEENTE BREDA
Volgno. 16 der agenda
Bijlagen 1956
no. 92
8 februari 1956
Vl/2708
Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake het
verlenen van ontslag aan Mej.P.L.M. Knaepen,leidster
Montessorischool Viandenlaan.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
vf1
Artikel 20 der Kleuteronderwijswet schrijft voor, dat aan een kleuterschool
naast de hoofdleidster tenminste één leidster verbonden moet zijn, zodra het aantal
kleuters 41 bedraagt. Voor elk veertigtal kleuters boven de 41 wordt een leidster
meer vereist.
Krachtens artikel 40 juncto artikel 121 van deze wet kant de bezoldiging van deze
verplichte leidsters voor rekening van het Rijk, met dien verstande dat de bezoldi
ging van een der verplichte leidsters niet wordt vergoed, indien het grensgetal,
waarnaar het aantal leidsters wordt bepaald, met minder dan 10,12 of 15 kleuters is
overschreden, al naar gelang de grootte der school.
Voor de thans in Breda gevestigde openbare kleuterscholen betekent zulks, dat
de bezoldiging van de hoofdleidsters en van de leidster aan de school Boschstraat voor
rekening van het Rijk zal komen (naar de wettelijke teldatum van 1 februari j.l. telt
deze school 53 kleuters), doch dat de bezoldiging van de leidster, die naast de hoofd
leidster aan de kleuterschool Viandenlaan verbonden is, ten laste van de gemeente zou
blijven, nu deze school slechts 38 kleuters telt.
Gezien het aantal leerlingen aan deze kleuterschool en gelet op de omstandigheid,
dat ingevolge artikel 72 der Kleuteronderwijswet de gemeente - indien aan de openbare
scholen meer leidsters verbonden zijn, dan het aantal waarvan de bezoldiging door het
Rijk wordt vergoed - de kosten voor boventallige leerkrachten krijgt te dragen, ook
van die welke bij de bijzondere scholen werkzaam zijn, menen wij Uw Raad te moeten
voorstellen Mej.Knaepen eervol ontslag te verlenen.
De bepaling van de ingang van dit ontslag ware aan ons college op te dragen. Wij
willen daarbij een redelijke opzeggingstermijn in acht nemen (Mej.Knaepen is de moge
lijkheid van haar ontslag reeds aangezegd), terwijl bij een gunstige uitslag van een
bij de Minister ingediend verzoek, om de bezoldiging van Mej.Knaepen alsnog voorlopig
ten laste van het Rijk te nemen, het ontslag zou kunnen ingaan op de dag, dat die ver
goeding zou ophouden.
Bij aanvaarding van ons voorstel van 8 februari 1956 no. 15 jzal Mej.
Knaepen uit het haar te geven ontslag recht op wachtgeld verkrijgen,voor de tijd,dat
zij in gemeentedienst werkzaam is geweest, overeenkomstig het bepaalde in de Wacht
geldverordening (Gem.bl.1951 no.1204), tenzij zij op grond van vorenvermeld verzoek
aan de Minister alsnog voor rijkswachtgeld in aanmerking komt.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
C. Kortmann
burgemeester.
secretaris.
RNo2
Van Woensel