GEMEENTE BREDA Volgno. 12 der agenda Bijlagen 1956 no. 306 30 mei 1956 V/10584- Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de instelling van een ge meentelijk studiefonds. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. In Uw buitengewone vergadering van 27 december 1955» gehouden ter gelegenheid van het heuglijk feit, dat Breda de 100,000 inwoners bereikte, besloot Uw College in principe tot instelling van een gemeentelijk studiefonds. In voormelde vergadering zijn door de wethouder van onderwijs reeds een aan tal argumenten opgesomd welke voor invoering van een gemeentelijk studiefonds pleiten (notulen blz.412 e.v.) en welke, samengevat, hierop neerkomen, dat een dergelijk fonds in bepaalde gevallen corrigerend kan optreden als het rijks- of provinciale studiefonds afwijzend hebben beslist of de van die zijde te verlenen bijdrage onvoldoende moet worden geacht. Met name wordt hier gedacht aan gevallen t.a.v. sociale indicatie of voor bepaalde soorten van onderwijs waarin genoemde fondsen niet subsidiëren. Wij hebben ons thans nader beraden over de vraag op welke wijze nadere uit voering aan Uw besluit zou kunnen worden gegeven. Na ampele overwegingen en ingewonnen informaties bij enkele Brabantse gemeen ten die reeds enige jaren met een aldaar ingesteld gemeentelijk studiefonds prak tische ervaring hebben, menen wij als de meest geëigende vorm waarin het verstrek ken van gemeentelijke studietoelagen ter hand kan worden genomen, te moeten zien de Stichting, in het leven geroepen door de gemeente en met de nodige zeggenschap van de gemeente in deze zin, dat in de statuten van deze Stichting zal worden be paald, dat een lid van ons college het voorzitterschap van de Stichting zal bekle den, terwijl twee leden van de gemeenteraad - door U aan te wijzen - in het Stich tingsbestuur zullen zitting nemen. Het ligt dan voorts in de bedoeling het Stich tingsbestuur te doen bestaan uit tenminste zeven leden en de vier overige zetels te doen bezetten door vertegenwoordigers uit verschillende maatschappelijke gele dingen van de bevolking, eveneens door Uw Raad te benoemen op voordracht van ons college. Ingevolge art.234 van de gemeentewet wordt de goedkeuring van Gedeputeerde Sta ten op de besluiten der gemeentebesturen betreffende het deelnemen in stichtingen of naamloze vennootschappen niet verleend "dan indien deze vorm van behartiging van het gemeentelijk belang daarvoor in verband met den aard van dat belang bijzonder aangewezen moet worden geacht". Het wil ons voorkomen, dat dit laatste hier het geval is omdat, bij de praktische RNo2

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 552