GEMEENTE BREDA
Bijlagen 1956
no. 33
4 januari 1956
V/114
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vast
stelling van de gemeentelijke exploitatie-vergoeding
der bijzondere lagere scholen (art. 101 L.O.-
wet 1920) over het jaar 1954.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
ij! to
Ingevolge het bepaalde in art. 103, sub 2, der lager onderwijswet 1920 dient
door U te worden vastgesteld:
a. het bedrag der vergoeding, waarop de besturen der bijzondere lagore scholen over
het jaar 1954 aanspraak hebben, en
b. het bodrag der voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven dier scholen over
genoemd jaar.
Het bedrag sub 1 is het bedrag per leerling bedoeld in artikel 55 bis der wet
(c.q. artikel 101,sub 3 on art. 101, sub 5) vermenigvuldigd met het gemiddeld aan
tal leerlingen krachtens artikel 28 der wet, over 1954.
Een voorschot op deze gemeentelijke vergoeding, berekend naar het gemiddeld aan
tal leerlingen over 1953 en het door Uw College vastgestelde bedrag ex art. 55 bis
over 1954, is de betrokken schoolbesturen reeds uitgekeerd, zodat een verrekening zal
dienen plaats te hebben. De te veel genoten vergoeding dienen de schoolbesturen in
de gemeentekas terug te storten, terwijl de te weinig genoten vergoeding alsnog zal
worden uitgekeerd.
Het sub 2 bedoelde bedrag is het bedrag van de door de schoolbesturen werkelijk
gedane uitgaven, voor zover die voor vergoeding in aanmerking komen. De door de school
besturen terzake ingezonden bescheiden zijn nagezien. Nagegaan is of de verantwoorde
uitgaven geacht kunnen worden te behoren tot "de kosten der school"
Omtrent de terzake gerezen bemerkingen is met de betrokken schoolbesturen over
leg gepleegd en overeenstemming verkregen.
Op de bij het besluit behorende staat zijn de hierboven bedoelde bedragen voor
iedere school nader gespecificeerd, aangegeven.
In verband met het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen het hierbij
RNo2overgelegde ontwerp-besluit vast te stellen.
Burgemeester en Wethouders van Breda,
Ligt ter visie in do raadzaal De Secretaris, De Burgemeester,