algemeen, een periode van - 2 jaar redelijk geacht. Daar de aanvrage op 3 juli 1956 is ingediend, komt het ons aanvaardbaar voor als streefdatum voor de opening der school 1 september 1958 aan te houden. ad 2. Buiten beschouwing moeten onder neer blijven de leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school zouden verlaten, doch voor wie in die school in het voor hen bestemde lokaal plaatsruimte beschikbaar zoude blijven, tenzij de woning dier leerlingen neer dan 4 km. van de door hen be zochte gelijksoortige bijzondere school verwijderd is en zij op het tijdstip, waarop de verklaring wordt overgelegd, de door hen te verlaten school reeds gedurende tenminste zes maanden hebben bezocht. Aangezien bovenbedoelde gegevens niet uit de overgelegde stukken konden worden opgemaakt, verzochten wij het schoolbestuur ons terzake nader in te lichten. Het bestuur deelde ons evenwel mede, de gevraagde gegevens niet binnen de gestel de termijn te kunnen verschaffen en overigens van mening te zijn, dat deze gegevens niet terzake dienden, (zie bijgevoegde correspondentie). Wij merken hierbij op, dat artikel 2 van het K.B. van 31-12-1920 ter uitvoe^ ring van de artikelen 72 tot en met 86 der L.O.-wet het voorschrift bevat, dat een schoolbestuur zonder voorbehoud, verplicht is alle inlichtingen te verstrekken, welke het gemeentebestuur voor de beoordeling van de aanvrage, bedoeld in artikel 72, nodig acht en zulks binnen een door het gemeentebestuur daarvoor te stellen termijn. Aangezien op dit voorschrift echter geen sanctie staat en de gevraagde gegevens voor een juiste beoordeling der ouderverklaring niet konden worden gemist, werden - nu het schoolbestuur in gebreke bleef ons de bedoelde gegevens te verstrekken - door ons college middels inlichtingen bij de ouders der betrokken leerlingen, de benodigde gegevens verzameld. Uit de terzake verkregen inlichtingen is onder meer gebleken, dat niet alle op de ouderverklaring voorkomende leerlingen leerling waren van de g.l.o.-Jan Ligt- hartschool of van een der openbare lagere scholen, alhier, zoals dooi' het school bestuur in zijn toelichtend schrijven wordt gesteld. Bij de beoordeling der ouderverklaring is uitgegaan van de hierboven reeds ge noemde datum 1 september 1958 als vermoedelijke datum van opening der school, waar voor de stichting wordt gevraagd. Dit houdt dus in, dat de leerlingen, die op het eind van het schooljaar 1955/ 1956 in de 4c klas van een lagere school geplaatst waren, aan het eind van het schooljaar 1957/1958 kunnen worden geacht in de 6e klas te zitten en bij de aanvang van het schooljaar 1958/1959 dus tot de op te richten u.l.o.-school zouden kunnen worden toegelaten als ze de 5e en 6e klas dan met goed gevolg hebben doorlopen. Blijkens de verkregen inlichtingen betreft dit 54 kinderen. Ten aanzien van de leerlingen die ten tijde van het indienen der aanvrage in de 5e, 6e of 7e klas ener lagere school geplaatst waren, moet worden aangenomen, dat zij op het Tijdstip van opening der op te richten u.l.o.-school(l sept.'58) reeds een andere onderwijsinrichting zullen bezoeken. Hoewel het naar onze mening aan twijfel onderhevig is of al deze leerlingen (het betreft hier 78 kinderen) wel naar de nieuw op te richten u.l.o.-school zullen overgaan als ze eenmaal een andere onderwijsinrich ting bezoeken, kunnen dergelijke op een ouderverklaring opgenomen kinderen voor schoolstichting worden medegeteld. (K.B. van 21 november 1955, no. 19). In totaal komen dan 54 78 132 op de ouderverklaring voorkomende kinderen voor deze schoolstichting in aanmerking waarmede dus hot door de wet gestelde mi nimum van 61 leerlingen ruimschoots is overschreden. Ontrent de overige op de ouderverklaring vermelde kinderen merken wij op, dat deze onzes inziens niet voor deze schoolstichting kunnen worden nedegerekend, om redenen als in het U hierbij ter vaststelling bijgevoegde raadsbesluit vermeld. Wij vestigen er voorts nog Uw aandacht op, dat ten aanzien van bovenbedoeMe 132 kinderen, geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat hieronder kinderen aanwezig zijn, die ongeschikt zijn voor het volgen van uitgebreid lager onderwijs. Artikel 11 der L.O.-wet stelt nl. voor toelating tot een u.l.o.-school onder meer de eis, dat slechts mogen worden toegelaten die leerlingen, die het 6e leerjaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 771