van een school voor gewoon lager onderwijs niet goede uitslag hebben doorlopen, en wier ontwikkeling en aanleg zodanig zijn, dat niet grond mag worden verwacht, dat zij het onderwijs der school voor uitgebreid lager onderwijs zonder bezwaar zullen kunnen volgen. Jurisprudentie is, dat kinderen, die aan deze eis niet voldoen, niet voor een aanvrage tot stichting van een u.l.o.-school kunnen worden meegere kend. Wij achten het evenwel aanvaardbaar aan te nemen, dat tenminste 61 van de op de ouderverklaring vermelde kinderen voor u.l.o.-onderwijs geschikt zullen zijn, zodat, nu de aanvrage en de daarbij overgelegde stukken aan de wettelijke voorschrif ten voldoen, wij U in overweging geven de aanvrage in te willigen door vaststelling van bijgaand ontwerp-besluit. In verband met het bepaalde in artikel 75 sub 3 der L.0.-wetdient Uw College tevens te beslissen omtrent de vraag, of tot oprichting van een overeenkomstige openbare school zal worden overgegaan. Aangezien de behoefte aan een openbare u.l.o.-school tot nu toe niet is gebleken, achten wij het vooralsnog niet gemoti veerd tot oprichting van een dergelijke school over te gaan, zodat wij Uw College adviseren op de hierbovenbedoelde vraag in ontkennende zin te besluiten. Burgemeester en Wethouders van Breda, J.A. Meijs loco-burgemeester. Van Woensel secretaris. Ligt ter visie in de raadzaal.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 772