Volgno. 31 der agenda ~eL~ Het tot stand brengen van een uit stedebouwkundig oogpunt logische opbouw van de stad eist de realisering van een aantal grote werken: a. VerkeersoplossingenBehalve de binnenstad, hebben ook de vroegere randge meenten zich op verkeerstechnisch gebied afzonderlijk ontwikkeld. Na de samen voeging moesten de bestaande verbindingen gewijzigd en nieuwe verbindingen gevormd worden. De bebouwing van de stad, typerend voor een oude en lang gehandhaafde vesting stad, noopt tot het doen van belangrijke uitgaven voor verkeersoplossingen, sanering van niet voor bewoning geschikte panden, wijken enz. b. Centraal rioleringsstelsel annex afvoerleiding naar de Moerdijk. Deze werken, waarvan het centraal rioleringsstelsel reeds in uitvoering is eisen, ook in de toekomst zeer belangrijke investeringen. c. Koogspoor. De plannen tot verbetering van de verbindingen tussen de ten zui den en ten noorden van de spoorlijn gelegen stadsgedeelten zijn thans zover, dat binnen afzienbare tijd de nodige voorstellen aan U kunnen worden voor gelegd. De uitvoering van deze plannen zal wederom zeer belangrijke investerin gen vergen. Mede tengevolge van het lage uitgaven-niveau in vroegere jaren, waarop de rijks uitkeringen in eerste instantie werden gebaseerd zijn de financiële mogelijkhe den thans te beperkt om zowel de uitgaven verbonden aan de hiervoor aangeduide - extra - voorzieningen, als die verbondgp^aan de normale groei van het voorzie- ningspeil op te vangen. Hier komt nog bij de stijging van de inkomsten relatief achterblijft bij de normale stijging van het uitgavenniveau. De rijksuitkeringen afgestemd op de in vroeger jaren gedane lage uitgaven zijn weliswaar voor de jaren 1953? 1954 en 1955 herzien, maar het voor 1955 vastge stelde bedrag bleek in 1956 reeds onvoldoende te zijn. Kon de begroting voor 1956 uiteindelijk sluitend gemaakt worden, deze sluiting is in overeenstemming met het inzicht van het provinciaal bestuur bedoeld als een oplossing op korte termijn, in casu voor het jaar 1956, en betekent zeer na drukkelijk dat hiermede geen uitkomst, zelfs niet voor de naaste toekomst, is verkregen De inmiddels gereed gekomen begroting voor 1957? waarin het in het komende jaar te bereiken voorzieningspeil is neergelegd vertoont dan ook weer een zodanig te kort, dat een directe aanleiding bestaat om een verhoogde uitkering uit het ge meentefonds aan te vragen. Met nadruk zij er op gewezen, dat het in de begroting neergelegde voorzienings peil voor een verdere periode onvoldoende is, zodat - uitgaande van de bestaande regeling inzake de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten - een verdere verhoging van het basisbedrag der algemene uitkering onontbeerlijk is. In dit verband worden hier enkele gegevens vermeld omtrent de hoogte van de ba sisbedragen 1955 in de gemeenten tussen 100.000 en 200.000 inwoners, waaruit ook meer objectief kan worden gezien welke uitkering in vergelijkbare gemeenten nodig zijn. gemeente Aantal inwoners Basisbedrag alg. Basisbedrag be Totaal per 1 januari uitkering over lastinguitke 1955 1955 ring 1955 Enschede 115.228 20.65 35.27 55.92 Arnhem 116.421 61.42 21.93 83.35 Nijmegen 118.432 53.78 13.01 66.79 Tilburg 128.683 29.36 33.57 62.93 Groningen 141.373 36.70 20.18 56.88 Eindhoven 151.742 43.23 31.70 74.93 Haarlem 166.154 51.75 15.36 67.11 Breda 98.050 37.- 17.10 54.10 gewogen gemiddelde, exclusief Breda 66.86

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 805