600.000,- 55.000,- verwacht wordt,dat het percentage zal worden teruggebracht tot het landelijk gemiddelde van 20. Dit betekent een mindere inkomst t.o.v. 1956 van 12.827,-. De totale lastenverzwaring voor de gemeente terzake van krankzinnigenverpleging bedraagt derhalve 72.120,- 12.827,- 84.947,- en kan niet in de sluiten de begroting worden opgenomen. De belangrijkste afwijkingen in de inkomsten t.o.v. de begroting 1956 vertonen het volgende resultaat. Algemene uitkering Belasting uitkering Personele Belasting Compensatie uitkering Personele Belasting Straat- en rioolbelasting Winst Waterleidingbedrijf Winst Gasbedrijf Winst Elektriciteitsbedrijf Begroting 1956 4.950.400,- 1.881.000,- 352.200,- 363.822,- 565.000,- 28.520,- 90.707,- 293.673,- Raming 1957 5.049.408,- 2.127.924,- 357.200,- 174.653,- 132.410,- 126.891 ,- 8.468.282,- 8.623.486,- Indien aangenomen wordt dat de kleinere stijgingen in een aantal inkomstenposten nodig is om kleine normale uitgavenstijgingen op te vangen, blijkt dat aan de inkomstenzijde geen ruimte gevonden kan worden om enigszins belangrijke niet op de primitieve begroting 1956 voorkomende uitgavenposten in 1957 op te vangen. B. Uitgaven Zoals hiervoren bij het slot van de inkomsten werd vermeld, moeten de niet op de begroting 1956 voorkomende en in 1957 nodig zijnde belangrijke uitgaafpos ten op andere wijze worden gedekt. Omtrent een aantal van deze posten, nl. die welke niet bij de afzonderlijke hoofdstukken worden besproken, kan het volgende worden gesteld: 1Rente en afschrijvingen De belangrijkste uitgaafpost, waarvoor in de begroting 1957 geen ruimte aan wezig is, betreft de post rente en afschrijving van de in 1956 werkelijk uitgevoerde of nog uit te voeren werken. In totaalcijfers bedroegen de geraamde rente en afschrijvingskosten exclu sief de bedrijven in de begroting 1956: Rente 1.024.814,-. Afschrijving 1.219.305,-. Deze werden berekend naar de werkelijke kapitaalslasten van de investeringen t/m 1954, vermeerderd met de geraamde lasten van de investeringen 1955 In werkelijkheid waren de investeringslasten t/m 1955; Rente 1.006.735,-. Afschrijving 1 .282,087,--. Het totaal van deze laatste bedragen kon worden opgevangen in de sluitende begroting 1957. Voor de investeringslasten van de in 1956 in te dienen kredieten werd op volgno.828 een stelpost van 650.000,- opgenomen» Daar echter ook voor 1957 een stelpost voor de lasten van de in 1957 in te dienen kredieten nodig is, waarvoor de raming van 650.000,- zelfs niet voldoende is, kan over dit bedrag niet worden beschikt voor de investeringslast 1956. De werkelijke lasten van de investeringen 1956 bedra- gen 735.657,- en zijn derhalve opgenomen in het 1e wijzigingsbesluit. 2. Investeringsnost Zoals hiervoor is gesteld, werd voor 1956 een bedrag van 65O.OOO,- nodig geacht voor de investeringslasten van de in de loop van 1 956 te verlenen kredieten. Dit bedrag was gebaseord op de op het investeringsplan 1 956 voor komende onrendabele investeringen tot een bedrag van 10 miljoen gulden. Bij het 120e besluit tot wijziging van de begroting 1956 (raadsbesluit van 12 september 1956) is deze post verhoogd tot 800.000,-. In het investeringsplan 1957 - hetwelk U hierbij wordt toegezonden - zijn de in 1957 te doene onrendabele investeringen gestegen tot een bedrag van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 837