Volgno. 32 der agenda
-2-
voorgekomen, dat zowel bij de C.W.G. als bij ons college een subsidie-verzoek voor
eenzelfde gebeurtenis werd ingediend. Het komt ons niet gewenst voor deze situatie
- waarin dus twee instanties op hetzelfde terrein, en onafhankelijk van elkaar
werkzaam zijn - langer te doen voortbestaan. De omstandigheid, dat de Culturele
Werkgemeenschap reeds op 1 mei van dit jaar haar subsidie voor 1956 had bestemd,is
ons aanleiding geweest te onderzoeken op welke wijze de subsidiëring in culturele
aan-gelegenlieden met inachtneming van de geldende verhoudingen het best zou kunnen
worden geregeld. Uitgangspunt is hierbij geweest, dat Uw Raad via de begroting en
rekening de grote lijnen van het cultureel beleid bepaalt, doch dat de beslissings
bevoegdheid over het grote aantal afzonderlijke subsidieverzoeken, dat jaarlijks in
mede
deze sector dient te worden genomen - door de omstandigheid, dat beschikking via
raadsbesluit in meerdere gevallen te veel tijd zou vergen - aan ons college wordt
gelaten.
Niet alleen de noodzaak van coördinatie is ons aanleiding ons te bezinnen op de
plaats en taak van de C.W.G.Reeds lang gevoelen wij behoefte aan een in culturele
zaken gespecialiseerd college, dat ons van advies dient in alle zaken, welke het
culturele leven in de stad raken, tenzij speciale omstandigheden een andere proce
dure gewenst doen zijn. Wij zouden met dit college overleg willen plegen niet alleen
over de subsidiëring van afzonderlijke evenementen, doch over alle zaken die thans
reeds in grote getale als vaste posten op de gemeente-begroting staan. Dit advies
college - als hoedanig wij de C.W.G. hadden gedacht - krijgt derhalve te adviseren
over alle subsidieverzoeken,welke aan haar of aan ons worden gericht. Voegt men
daarbij, dat de C.W.G. ons onafhankelijk van het bovenstaande meer dan anderen onge
vraagd kan adviseren en voorstellen doen en ook initiatieven in de burgerij kan wek
ken met betrekking tot het culturele leven, dan is duidelijk dat de C.W.G. een alles
zins aantrekkelijke centrale, stuwende en medebesturende functie krijgt. Wij zien in
een aldus functionerende C.W.G. een soort culturele raad, welke in de toekomst mis
schien kan uitgroeien tot een "bijzondere raad" in de zin van het rapport van de
staatscommissie "Bestuursvorm grote gemeenten", welke in belangrijke mate medebe
sturende bevoegdheid kan krijgen, indien de daarvoor nodige wettelijke maatregelen
tot stand zijn gekomen. Overigens laat deze figuur alle mogelijkheden open en lijkt
hij ons - onafhankelijk van hetgeen de wetgever te zijner tijd zal gaan bepalen -
voor het ogenblik de meest aangewezen wijze van behartiging van de plaatselijke cul
turele belangen in de overheidssfeer.
Tenslotte is ons ook aanleiding geweest tot bezinning over deze zaak, de omstandig
heid dat de C.W.G., zoals hierboven werd vermeld, reeds op 1 mei van dit jaar haar
subsidie van 8.250,- een bestemming had gegeven. Gelet op het toenemende aantal
evenementen en de langzaamaan stijgende kosten, alsmede het feit dat er geen jaar