Volgno. 32 der agenda -3- voorbijgaat, dat men een of meerdere nieuwe uitvoeringen introduceert, en dat voor nieuwe initiatieven z.g. startsubsidies worden gevraagd, menen wij, dat dit bedrag zou dienen te worden verhoogd tot 20.000,- per jaar. Bij de bepaling hiervan heb ben wij rekening gehouden met de omstandigheid: 1. dat de C.W.G. in 1955 over ruimere middelen 13*000,-) kon beschikken, omdat een groot deel van 1954 door bijzondere omstandigheden haar werkzaamheden hebben stil gelegen en het niet gebruikte subsidie voor het volgende jaar werd gere serveerd; 2. dat het gehele subsidie voor 1956 reeds op 1 mei een bestemming had gekregen. Aan het einde van ieder jaar (voor het eerst einde 1957, wanneer dus geruime tijd met dit subsidie voor algemene culturele doeleinden zal zijn gewerkt) zal U een beredeneerd verslag over de besteding der gelden worden overgelegd. Tenslotte nog een enkel woord over de Culturele Werkgemeenschap. Wij hebben met haar de mogelijkheden voor een goede oplossing doorgesproken; zij kan zich met de hierboven geschetste situatie volkomen verenigen. Wij zouden de C.W.G. als stichting, dus als afzonderlijk rechtspersoon,willen doen voortbestaan: 1om haar mogelijkheid tot zelfwerkzaamheid te accentueren; zij 2. om mogelijk te maken, dat (zoals elders) ook zelf fondsen kan aantrekken en daar over kan beschikken ter financiering van initiatieven, welke - met of zonder haar toedoen - vanuit de burgerij worden aangepakt; 3. tenslotte zouden wij haar, om haar het werken onafhankelijk van het gemeentebe stuur mogelijk te maken een bescheiden subsidie van f 5Ö0,- (of zoveel meer als nodig zal blijken) willen laten, ter eigen beschikking, waaruit vergaderkosten e.d. kunnen worden bestreden. Wel zal de C.W.G. onzes inziens dienen te voldoen aan de eisen, welke aan een advies college op bestuurlijk niveau dienen te worden gesteld: brede representatieve samen stelling, kundigheid en voortvarendheid, evenzovele kwaliteiten, welke onzes inziens noodzakelijk zijn voor een evenwichtige meningsvorming en een vlot verloop van zaken en welke ook de C.W.G. als noodzakelijke voorwaarde ziet voor een vruchtbare werk zaamheid. In verband hiermede is het van belang, dat de C.W.G. na herziening van haar statuten, welke door de nieuwe status (en ook in verband met de nieuwe wet op de stichtingen) noodzakelijk is geworden, aan de Raad de benoeming van haar voorzit ter zal overlaten; wij zijn van mening dat de Raad deze zaak dient te accepteren. Wij stellen U voor met bovenstaande reorganisatie akicoord te gaan en ons college: te machtigen tot het doen van een jaarlijkse uitgave van 20.000,- ten behoeve van culturele doeleinden, met dien verstande, dat dit bedrag voor het jaar 1956 be perkt zal blijven tot 13.000,- (waarin dus het reeds bestemde subsidie van de C.W.G.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 989