Volgno.5b der agenda -3- De De in meergenoemde circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken neerge legde conclusie werd dan ook getrokken uit een door de Accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken ingesteld "algemeen" onderzoek naar de rentabi liteit van het bioscoopbedrijf in Nederland. Wij zijn van mening, dat de plaatselijke omstandigheden sterk van invloed zijn op de rentabiliteit dezer bedrijven en al zijn wij op grond van vorenstaande cijfers niet tot dezelfde conclusies gekomen als de rijksaccountants, wij kunnen hierop niet nader ingaan aangezien ons van de Bredase bioscoopbedrijven geen con crete exploitatiecijfers bekend zijn. Op een d.d. 12 maart 1954 van de plaatselijke bioscoopexploitanten ingekomen verzoek tot verlaging van de belastingpercentages voor filmvoorstellingen werd afwijzend beschikt met de motivering dat op geen enkele wijze was gebleken of aangetoond, dat de financiële positie dezer bedrijven in deze gemeente een ver laging van de belasting nodig maakt. Daarna is hieromtrent van de betrokkenen niets meer vernomen. Uit de slot-alinea van de ministeriële circulaire is te lezen, dat dekking uit het Gemeentefonds van de mindere opbrengst aan vermakelijkheidsbelasting van bios copen, bij een tariefverlaging "die geboden is" niet geheel is uitgesloten, indien de gemeente niet de beschikking heeft over vervangende middelen. Een verlaging van het belastingtarief voor filmvertoningen met 1 Qf/o maakt een bedrag van ongeveer 33*000,- uit. Wij hebben gemeend U te moeten voorstellen vooralsnog niet tot verlaging d^r tarieven over te gaan en de Bredase bioscoophouders desgevraagd mede te delen, da.t, als zij kunnen aantonen dat in Breda een verlaging "geboden is", de gemeente be reid is bij de Minister te proberen de nodige gelden te verkrijgen. II.overige vermakelijkheden: Met betrekking tot de hierna genoemde onderdelen dezer belastingheffing achten wij termen aanwezig om tot tariefswijziging te adviseren. In de hierbij overge legde ontwerp-verordening zijn de voorgestelde wijzigingen verwerkt en deze kunnen als volgt nader worden toegelicht: A. sportwedstrijden: a. wedstrijden op openbare wegen (afgesloten parcours): Het toegangsgeld wordt in dit geval geheel als belasting geheven. De organiserende vereniging ontvangt een subsidie tot dekking der onkosten, tot dusver vastgesteld op 75der belastingopbrengst In de voorgestelde tarieven is het vastgestelde bedrag voor wielerwedstrij den ad 1 ,- per bezoeker vervangen door ƒ1,- voor vBdstrijden waaraan uit sluitend amateurs deelnemen en 1 ,50 voor overige wedstrijden. Tevens is een tarief voor kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar opgenomen ad resp. 0,50 en 0,75. b. wedstrijden niet op openbare wegen: 1met een overwegend sensationeel karakter, zoals beroeps-boks-, beroeps- wieier- en daarmede gelijk te stellen wedstrijden of paardenrennen waar bij gelegenheid tot weddenschappen wordt gegeven, werden in overeenstem ming met de onder a genoemde wedstrijden, belast met 25!$ (voorheen 50$)? 2. voor alle andere sportevenementen, welke overwegend entspanning als kijk spel voor de bezoekers bieden, werd het bestaande tarief ad 2Q& gehand haafd. Geadviseerd wordt evenwel tot het verlenen van vrijstelling van belasting voor sportgebeurtenissen en gymnastiekuitvoeringen met een toegangsgeld per bezoeker van ten hoogste 0,75, waardoor de amateursport - lager voetbal, hand- en andere balspelen, athletiek, zwemmen o.d. - als onder deel van de jeugdvorming niet wordt belast. B. vermakelijkheden met een cultureel of opvoedkundig accent als zodanig toneel-, opera-,balletvoorstellingen, operette, concerten, zanguit voeringen e.d. Geadviseerd wordt het bestaande tarief van 2QT6 voor deze "culturele sector" terug te brengen tot 10fo.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1956 | | pagina 9