GEMEENTE BREDA Volgno. 22 der agenda
Bijlagen 1957
no. 111
8 maart 1957
¥1/4226
Schrijven van de Burgemeester naar aanleiding
van een brief van Gedeputeerde Staten dezer
provincie inzake de bezoldiging van de wethouders.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Blijkens hun schrijven van 27 februari 1957> G.nr,71098, Ille Afdeling*) hebben
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een ontwerp-besluit vastgesteld tot wijziging van
het Bezoldigingsbesluit wethouders 1949. Hierbij is de bezoldiging herzien.
Ingevolge artikel 100 van de Gemeentewet wordt de jaarwedde van de wethouders
door Gedeputeerde Staten, nadat de Raad is gehoord, onder goedkeuring van de Kroon
vastgesteld.
Vorenbedoeld U ter voldoening aan genoemd artikel toegezonden ontwerp-besluit
geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
Volgens het ontwerp-besluit zal van 1 januari 1957 af de bezoldiging voor de wet
houders dezer gemeente worden 11.500,- per jaar. Het komt mij voor, dat met die
jaarwedde akkoord kan worden gegaan.
Naar als vaststaand mag worden aangenomen, is het bevolkingscijfer van Breda op
1 januari 1957 zoals dat uiterlijk in april a.s. door het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek openbaar zal worden gemaakt, hoger dan 100.000. Aangezien dit ook het geval
was met het inwonertal op 1 januari 1956, is er ingevolge artikel 4 van het Bezoldi
gingsbesluit wethouders 1949 (provinciaal blad nc.27 van 1950) reden voor verhoging
van de wethouderswedde met ingang van 1 januari 1956.
In verband hiermede heb ik de eer U voor te stellen Gedeputeerde Staten dezer
provincie te berichten, dat met hun voornemen wordt akkoord gegaan, doch tevens in
overweging te geven de jaarwedde van de wethouders dezer gemeente, nadat het Centraal
Bureau voor de Statistiek zal hebben geconstateerd, dat op 1 januari 1957 het'-aantal
inwoners opnieuw meer dan 100.000 bedroeg, ook voor het jaar 1956 te herzien.
De Burgemeester van Breda,
C.K0RTMANN
Ligt ter visie in de raadzaal.