GEMEENTE BREDA Volgno. 10 der agenda. Bijlagen 1957 no126 10 april 1957 F/6782 Nota van Burgemeester en Wethouders inzake het vraagstuk van paxkeervcrlichting. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Bij de behandeling van de gemeentebegroting voor 1957 is o.m. ter sprake ge komen het parkeren van auto's in de nabijheid van straatlantaarns. Ons college werd gevraagd om de lantaarns, die des nachts na 12.00 uur blijven branden, op een of andere wijze van een kenmerk te voorzien ten gerieve van automobilisten, die hun auto des nachts buiten laten staan. Onzerzijds werd bij de mondelinge behandeling der begroting toegezegd, dat wij het onderhavige vraagstuk nog eens zouden bezien. Wij kunnen U hieromtrent nu het volgende rapporteren: In 1951 heeft de K.N.A.C. aan de gemeentebesturen om het hier bedoelde merken van straatlantaarns verzocht. De vereniging van Elektriciteitsbedrijven heeft daarna in januari 1952 mededeling gedaan van de opvatting van haar juridische adviseur: "Voldoening aan het verzoek van de K.N.A.C. wijzigt inderdaad de positie. Zoals de "toestand nu is, bestaat er, althans tegenover de weggebruiker, geen enkele ver plichting van het bedrijf om een lamp te laten branden. Gaat men thans aan het "publiek kenbaar maken dat bepaald aangewezen lampen zullen worden gedoofd, dan "impliceert dit, dat de andere blijven branden en degene, die, hierop vertrouwende, "nadeel ondervindt, zou inderdaad een poging kunnen doen het bedrijf voor de gele- "den schade aansprakelijk te stellen. Dit is bij beboeting van de automobilist niet "van groot belang, maar bij een aanrijding als gevolg van een niet verlichte auto, "die onder een gedoofde lantaarn geparkeerd is, kan de schade aanzienlijk zijn. "Een defecte lantaarn zal veelal voor het bedrijf force majeure betekenen. Echter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 233