Volgno. 10 der agenda. -2- "wordt dit weer dubieus, wanneer b.v. een lamp enige dagen defect blijft. Veran- "dering van het verlichtingsplan zonder voorafgaande wijziging der kenmerken lijkt "mij in ieder geval niet van gevaar ontbloot. Wanneer dus de rechter de zeer goed "te verdedigen opvatting zou aanvaarden, dat het kenmerken der lantaarns tegenover "het publiek de verplichting medebrengt om de verlichting conform deze kenmerken "in te richten, zou het bedrijf bij eventuele ongevallen bevrijdende omstandigheden "moeten aantonen. Hoe goed het verzoek ook is bedoeld en hoe logisch het lijkt, komt "het mij derhalve toch voor, dat de bedrijven bij voldoening daaraan enig risico "aanvaarden, dat zij thans niet hebben." De K.N.A.C. heeft daartegenover gesteld: "Hoewel theoretisch een poging tot aansprakelijkstelling misschien denkbaar zou "zijn moet de kans van slagen van een dergelijke actie wel zeer onwaarschijnlijk "worden geacht. Dit temeer, omdat bij de zorg voor de straatverlichting de Overheid "haar taak als Overheid uitvoert en in dit geval een aansprakelijkheidsgrond vrijwel "nimmer aanwezig is. "Bovendien zou men kunnen stellen, dat een motorvoertuigbestuurder normaliter mag "aannemen, dat een brandende lantaarn blijft branden (behoudens overmacht) en dat "de Overheid in haar taak en zorgvuldigheid tekort zou schieten, indien zij niet "kenbaar maakt, dat deze lantaarn wordt gedoofd. Dit zou naar onze mening dan nog "eerder een aansprakelijkheidsgrond opleveren, dan het niet branden van een lantaarn, "welke volgens een bepaalde markering niet zou worden gedoofd. Wij vertrouwen, dat U "na kennisneming van het bovenvermelde de door U gereleveerde bezwaren als van minder "overwegende aard moge gevoelen." De hereniging van Elektriciteitsbedrijven meende de zaak, gezien deze opvat tingen, zonder meer aan de diverse gemeentebesturen over te moeten laten. Haar onze mening is het betoog van de K.N.A.C. juridisch vrij zwak, vooral op het punt van de aansprakelijkheid van de Overheid voor de gevolgen van haar taak uitvoering. Naast de juridische overwegingen weegt de verkeersveiligheid wel zeer zwaar. Ieder risico dient te worden vermeden. Ongevallen door onverlicht geparkeerde auto's zijn bijna steeds van ernstige aard. De automobilist, die in deze gemeente tijdens de nachturen niet van officiële parkeerplaatsen gebruik kan of wil maken, doet er goed aan zonodig een eenvoudig parkeerlampje aan te doen brengen, dat weinig in aanschaf kost en een gering' stroomverbruik heeft. Wij menen dan ook, dat het hier bedoeld, e merken van lantaarnpalen geen aan-r beveling verdient. Burgemeester en Wethouders van Breda, C.Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 234