f
GEMEENTE BREDA
f
Volgno14 der agenda
bijlagen 1957
no.131
10 april 1957
OS/4911
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het
toekennen van subsidies ten behoeve van de vrij
tijdsbesteding van de jeugd.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Bij de aanbieding van de gemeentebegroting 1957 stelden wij Uw Raad voor - in
afwachting van een definitief voorstel onzerzijds - ten behoeve van het jeugdwerk
50.000,- als stelpost op te nemen.
Wij hebben gemeend de verzoeken, die ons bereikten en waarin gevraagd werd een
subsidie toe te kennen voor jeugdactiviteiten in 1957, niet afzonderlijk aan U te
moeten voorleggen, doch deze tegelijkertijd met het gehele vraagstuk van subsidiering
in deze sector onder ogen te zien.
Wij menen goed te doen U in grote lijnen een inzicht te geven in de overwegin
gen, die geleid hebben tot dit voorstel.
De vorming van de jeugd en de uitgroei tot volwassenheid heeft allereerst plaats
in het gezin. De bemoeienis van de gemeentelijke overheid is hierbij in hoofdzaak van
indirecte aard en beperkt zich, naast zorg voor een goede huisvesting in de ruimste
zin van het woord voornamelijk tot het tegengaan van excessen, welke de geslotenheid
van het milieu zouden kunnen aantasten.
Daarnaast heeft deze vorming plaats in school en werkmilieu. De taak van de ge
meentelijke overheid ten aanzien van het werkmilieu is - voorzover zij niet als werk
geefster optreedt - hoogstens indirect.
De bemoeienis met het onderwijs is - onder eerbiediging van vrijheid en gelijk
heid - op grond van een tot in details tredende wetgeving veel omvangrijker. De kos
ten van het onderwijs worden door de wetgever vrijwel geheel ten laste van de gemeen
schap gebracht. Daarenboven genieten ook de geestelijke en lichamelijke gezondheid
van de schooljeugd de aandacht van de overheid en voor dit doel worden jaarlijks zeer
belangrijke sommen gelds, mede van gemeentewege, besteed. Wij noemen: schoolartsen-
dienst, tandheelkundige verzorging, schoolpsychologische diensten, medisch-opvoeö-
kundige bureaus, schoolzwemmen, vakantie- en kinderkolonies.
Tenslotte geschiedt de vorming van de jeugd in het zgn "derde milieu" d.w.z.
de tijd, die doorgebracht wordt buiten gezin, school of werkmilieu. Voor dit derde
milieu vragen wij in dit voorstel Uw speciale aandacht. Het jeugdprobleem, dat in
de na-oorlogse jaren zozeer de aandacht heeft getrokken, heeft hoofdzakelijk hierop
betrekking. Ook Uw Raad en ons college hebben zich in de afgelopen jaren steeds op
nieuw met dit vraagstuk beziggehouden. Getracht is de nodige kennis te verkrijgen in
de problematiek om op deze wijze te komen tot een verantwoord beleid in jeugdaange-
legenheden. Landelijke rapporten "moderne jeugd op haar weg naar volwassenheid",
"maatschappelijke verwildering van de jeugd", uitgebracht in opdracht van het Minis
terie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en rapporten van meer plaatselijke