Volgno.14 der agenda
zonnebloemwerk) worden door het rijk voor 4-0°/J sn door de provincie voor 10ft in de
exploitatiekosten gesubsidieerd.
Ten aanzien van de lokaliteiten zullen wij ons met een afzonderlijk voorstel tot
Uw Raad wenden. De aanleg van sport- speelvelden en andere recreatieterreinen geschiedt
reeds enige jaren volgens de plannen welke daarvoor werden opgezet. Voor de sportvel
den zijn deze gebaseerd op het destijds aan U voorgelegde "behoefteraming sportvelden".
Bij de overwegingen die leidden tot ons voorstel tot subsidiering van activiteiten
ten behoeve van de vrijetijdsbesteding hebben wij gemeend goed te doen aan te sluiten
bij de indeling die de Raad voor de Jeugdvorming kent, enerzijds om U een inzicht te
geven in de diverse activiteiten voor de jeugd ter plaatse, anderzijds omdat door deze
indeling gemakkelijker bij bestaande en toekomstige rijkssubsidieregelingen kan wor
den aangesloten:
1. Algemeen jeugdwerk (vrijetijdsbesteding en methodische jeugdbeweging)
2. bijzonder jeugdwerk (jeugdzorg)
3. vormingsinstituten (mater anabiliswerk, levensscholen, zonnebloemwerk)
4. jeugdsport
5. opleidingsinstituten.
Als bijlage van dit voorstel treft U een overzicht aan van de bestaande plaatse
lijke activiteiten volgens bovenstaande indeling, de toegekende subsidies in 1956 en
de voorgestelde subsidies voor 1957.
1 Al-gemeen jeugdwerk
In het algemeen jeugdwerk dient onderscheid gemaakt te worden tussen jeugd
organisaties welke de jeugd volgens een bepaalde methode willen vormen en organi
saties, welke de jeugd gelegenheid geven tot vrijetijdsbesteding zonder dat deze
aan een bepaalde methode gebonden wordt.
Bij de oriëntatie terzake is het ons duidelijk geworden dat het uitermate
moeilijk is normen voor subsidiering te vinden. De activiteiten op dit terrein
raken bovendien zozeer de persoonlijkheidsvorming dat wij menen dat het onjuist
is directe overheidsbemoeienis daarmede te bevorderen.
De katholieke Jeugdraad en de Protestantse Jeugdcentrale dienden een aanvraag
in tot het toekennen van subsidies voor de activiteiten van de bij hen aangesloten
organisaties. Van de A.J.C. en de padvindersorganisaties werden geen verzoeken om
verhoging van subsidie ontvangen.
Het is bijzonder verheugend dat de organisaties in de katholieke en protes
tantse sectoren er in geslaagd zijn een overkoepelend orgaan op te richten. Wij
zijn ervan overtuigd, dat de jeugdorganisaties in hun onderscheiden vorm belang
rijk en goed werk hebben verricht, dank zij enorm veel idealisme van betrekkelijk
weinigen en met beperkte middelen. Zoals wij Uw Raad boven uiteenzetten zijn wij
eveneens van mening dat het noodzakelijk is om thans in grotere omvang dan voorheen
deze organisaties geldelijk te bevorderen en te voorkomen dat wat gezin en school
bereiken, geen of te weinig aanvulling krijgt in het derde milieu.
Bij de beoordeling van de verzoeken is voor ons het gebrek aan en een onvol
doende vorming van leiders en leidsters, alsmede het ontbreken van een centrale
voor onderzoek, planning en leiding normgevend geweest.
Het komt ons voor dat voor 1957 de meest juiste weg is dat Uw Raad aan ons
college gelden beschikbaar stelt, die wij dan aan de hand van de ingezonden begro
tingen onder door ons nader vast te stellen voorwaarden kunnen verdelen. Aan het
einde van het jaar brengen de organisaties een uitvoerig verslag uit van de werk
zaamheden en activiteiten van iedere vereniging afzonderlijk en van de besteding
van de toegekende subsidies. Daarnaast zendt iedere vereniging een afrekening in
volgens een van gemeentewege verstrekt model.
Wij stellen U voor do volgende bedragen ter beschikking te stellen van ons
college ter verdeling onder de navolgende organisaties aan de hand van de ingeko
men begrotingen: