i
GEMEENTE BREDA V„lgno.19 der ^„da
bijlagen 1957
no.157a
10 april 1957
OS/4507
Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake
financiële medewerking ten behoeve van ruimte-
biedende gelegenheden.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
De laatste jaren hebben wij herhaaldelijk verzoeken ontvangen om medewerking te ver
lenen aan de financiering van verenigingsgebouwen e.d. Verscheidene hiervan leidden tot
een schriftelijk verzoek? welke wij voor U ter inzage hebben gelegd.
Het betreft hier aanvragen om bijdragen van de gemeentelijke overheid ten behoeve
van de stichting? modernisering en exploitatie van gebouwen, hoofdzakelijk ten dienste
van verenigingswerk. Dit verenigingswerk dient hierbij dan te worden verstaan in ruime
zin, daar het zowel activiteiten onder ouderen als onder jongeren omvat; het is ook ruim
in die zin, dat het werk zowel een persoons- en gemeenschapsvormend, als een recreatief
karakter heeft alsmede, dat het van grote preventieve waarde is; de begrenzing van het
werk ligt bij al deze aanvragen in hoofdzaak hierin, dat het dienstbaar is aan het doel
bepaalde groepen van de bevolking mogelijkheden tot ontspanning, ontwikkeling en inte
gratie in positieve zin toeven.
Het vraagstuk der wijk-, buurt-, parochie-, jeugdhuizen - of hoe men hen ook pleegt
te noemen - heeft vooral in de laatste jaren de levendige aandacht gehad van allen, die
zich met sociale en sociologische problemen hebben bezig gehouden. De discussies zijn
nog niet beëindigd en algemeen aanvaarde normen zijn er nog niet.
Haar het ons voorkomt is het evenwel niet verantwoord een beslissing op de ingeko
men verzoeken en het bepalen van een standpunt ten opzichte van het daarmede ook in het
algemeen voor de gehele stedelijke gemeenschap aan de orde gestelde problemen te laten
wachten tot het moment, dat studie en praktijk elders zich hebben geconsolideerd. Het
beeld immers, dat wij van de situatie in Breda op grond van ervaring, velerlei gegevens
en informaties hebben gekregen, achten wij zo duidelijk, dat het ons uit bestuurlijk
oogpunt niet verantwoord voorkomt een voorstel aan Uw college nog langer uit te stellen.
Het belang, dat hiermede is gemoeid, achten wij zo groot dat wij U een voorstel
voorleggen, dat door het stellen van algemene normen de mogelijkheid biedt dit probleem
in redelijke mate op te lossen.
Wij hebben daarbij overwogen, dat de waarde der stedelijke gemeenschap zeer af
hankelijk is van de mate waarin de natuurlijke drang tot het vormen van gemeenschappen
zich in allerlei schakeringen en verbanden kan uiten. Dit geldt voor verenigingswerk
ten behoeve van jongeren, voor welke de noodzakelijkheid van een aanvullende vorming
buiten gezins- en schoolverband algemeen wordt aanvaard (z.g. derde milieu). Dit geldt
evenzeer voor volwassenen. Hoe-wel zich dit in de nieuwere wijken niet altijd zo spoedig
manifesteert, is de omvang er van te onderkennen door een vergelijking met oudere delen
van de stad. Het belang van dit verenigingswerk - zowel dat van recreatieve en zeker