GEMEENTE BREDA v/l4163 t Volgno. 18 der agenda Bijlagen 1957 no. 178 8 mei 1957 Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening, als bedoeld in art.29a der Wet Vervreemding landbouwgronden. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Op 15 augustus 1956 is in werking getreden de wet van 28 juni 1956, Staatsblad 385 tot vervallenverklaring van het Vervreemdingsbesluit niet-landbouwgronden, wij ziging van de onteigeningswet,van de Wederopbouwwet en van de Wet op de Vervreem ding van landbouwgronden. Bij genoemde wet is aan de Wet op de Vervreemding van landbouwgronden een nieuw artikel 29a toegevoegd, waarin wordt bepaald, dat de overschrijving in de openbare registers van een akte, houdende een overeenkomst tot overdracht van on roerend goed, hetwelk geen land is of van een overeenkomst tot vestiging, wijziging of overdracht van een zakelijk recht op zodanig onroerend goed, slechts plaats vindt indien wordt overgelegd een verklaring van of vanwege burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het goed is gelegen, dat het onroerend goed geen land is. Onder "land" wordt verstaan grond, waarop de wet op de Vervreemding van landbouw gronden van toepassing is. De wet houdt een gelijk voorschrift in voor de verkoop e.d. van onroerend goed in het openbaar. Deze bepalingen brengen derhalve mede, dat wij voor iedere overdracht van onroerend goed binnen het gebied van deze gemeente, indien op dit goed de wet vervreemding landbouwgronden niet van toepassing' is, een verklaring moeten afge ven of doen afgeven en wel binnen drie weken na de aanvrage van de verklaring. Het gevolg is geweest, dat sedert 15 augustus 1956 een stroom van zulke verkla ringen is aangevraagd en afgegeven. Nu bepaalt het 3e lid van artikel 29a van meergenoemde wet, dat in de door de Kroon aan te wijzen gemeenten de verklaring van of vanwege burgemeester en wet houders niet vereist is ten aanzien van onroerend goed, dat gelegen is in een ge bied, waarvan bij verordening van de raad is verklaard, dat daarin slechts onroerend goed is gelegen, dat duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden wordt ge bruikt Deze verordening behoeft Koninklijke goedkeuring. Bij Koninklijk besluit van 15 september 1956 Stb.482 zijn nadere voorschriften met betrekking tot de omschrijving en de aanduiding van het gebied en de bekend making van een zodanige verordening gegeven. Dit staatsblad is voor TJ ter visie gelegd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 326