Ui,] A\ lk-1' kJJJlllL Dit is een gevolg van de lagere uitkomst van de kolenclausulewelke wordt be paald door de gemiddelde kolenprijs en de kolenfactor. De gemiddelde kolenprijs was geraamd op 60,- per ton terwijl deze in werke lijkheid heeft bedragen 59,25 per ton. Bij de begroting was uitgegaan van een kolenfactor van 0.0007 doch deze is per 1 januari 1955 verlaagd tot 0.0006. Door deze gunstige elementen in de kostprijs zijn de kostprijs-verhogende loon- en prijsstijgingen meer dan voldoende gecompenseerd. Het exploitatie-resultaat van het gasbedrijf was overeenkomstig de raming. De resultaten van het waterlei dingbedrijf daarentegen zijn aanzienlijk beneden de verwachtingen gebleven. Was de begroting sluitend opgezet zonder saldo, de rekening sluit met een verlies van 58*000,-. Over de oorzaken hiervan hebben wij U uitvoerig ingelicht in ons voorstel (bijlagen 1956 no. 442 tot vei-hoging van de waterleidingtarie ven. De totaal opbrengst van de hiervoor besproken inkomsten-bronnen heeft bedragen; 1. financiële verhouding ƒ7.124.000,- 2. hoofdsommen en opcenten van rijksbelastingen 1.173.000,- 3. eigen belastinggebied 1.160.000,- 4. Gemeentebedrijven (saldo positief en negatief) 240.000,- 9.697.000,- Uit dit overzicht blijkt duidelijk het relatief geringe aandeel van het eigen belastinggebied in het totaal van de algemene middelen en tevens de afhankelijk heid van het gemeentelijk budget van de uitkeringen van de centrale overheid via het gemeente-fonds en de rijksbelastingen. Uitgaven In totaalcijfers geven wij hieronder een overzicht van de uitgaven volgens de rekening in vergelijking met de cijfers van de oorspronkelijke raming inclusief de 1e wijziging. Begroting 1955 Rekening 1955 Totaal volgens de begroting c.q. rekening 21.942.000,- 28.080.000,- Af: verrekeningen (Hoofdstukken XII en XIV7.146.000,- 15.295.000,- 14.796.000,- 14.787.000,- Nog te doene betalingen 457.000,- 15*224.000,- 14.796.000,- Stijging van de uitgaven met 428.000,- Deze stijging maakt nog geen 3°/c uit van de geraamde uitgaven (exclusief de ver- reken-hoofdstukken XII en XIV) en is dus relatief gering te noemen. Sen exacte becijfering van dit bedrag is moeilijk te geven zonder te vervallen in een wei nig praktische en dorre opsomming van voor-en nadelige verschillen van diverse ramingen. Dit zou tevens neerkomen op een doublure van de memorie van toelichting bij de 153e wijziging van de begroting 1955 (slotregularisatie gewone dienst), waarin de overschrijdingen op de diverse volgnummers afzonderlijk zijn toegelicht. Zonder rekenkundige verantwoording te geven kunnen de navolgende uitgaven worden aangewezen, welke de stijging van het uitgaven peil mede hebben veroorzaakt. 1 Salarissen en lonen De algemene loon- en salarisverhogingen welke in de loop van 1955 zijn tot stand gekomen hebben het uitgaven niveau nadelig beïnvloed. Ten opzichte van het loonpeil op 1 januari 1955 zijn de lonen en salarissen in 1955 met 13$ gestegen. Bij een totaal geraamd te verionen bedrag voor 1955 van 3.000.000,- (hierbij zijn de z.g. rendabele en gedeeltelijk rendabele lonen buiten beschouwing gelaten) betekent dit reeds een hogere last van 390.000,- waarbij dan nog rekening moet worden gehouden met de hogere sociale lasten e.d. Behalve de directe invloed van de loonmaatregelen, welke tot uitdrukking komt in de jaarweddenposten, wordt het gemeentelijk budget indirect door algemene loonmaatregelen beïnvloed hetgeen tot uitdrukking komt in; 1de uitgaven voor subsidies en bijdragen aan verenigingen of instellingen waarbij het subsidie is gebaseerd op het nadelig saldowaarin als regel riM

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 335