Bij volgno. 37 der agenda
-4-
3. Het eigen pensioen.
Artikel 3.
1. Hij die ophoudt wethouder te zijn heeft, tenzij hij zonder onderbreking weder
als zodanig optreedt, indien hij de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt, recht
op pensioen.
2. Hij die ophoudt wethouder te zijn vóór het bereiken van de leeftijd van 65
jaren, verkrijgt recht op pensioen bij het bereiken van die leeftijd, ten
zij hij inmiddels weder wethouder van deze gemeente is gev/orden.
Artikel 9.
Het pensioen van een gewezen wethouder bedraagt voor elk dienstjaar als zodanig
3,5 ten honderd van de laatstelijk als zodanig genoten wedde, met dien verstande
dat niet meer dan 20 dienstjaren in aanmerking worden genomen.