Bij volgno. 37 der agenda -b- Artikel 12. 1. Het weduwenpensioen bedraagt de helft van het pensioen, waarop de over leden wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 35 van de wet aanspraak of uitzicht zou hebben gehad, indien hij op de dag van zijn over lijden had opgehouden wethouder te zijn, of waarop de overleden gewezen wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 35 van de wet aanspraak of uitzicht had. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid bedraagt het pensioen van de weduwe van hem, die overlijdt als wethouder vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaren, of als gewezen wethouder in de periode, waarvoor hem een uitkering, als bedoeld in artikel 4, is toegekend, de helft van het pen sioen, waarop de wethouder of gewezen wethouder als zodanig zonder toepassing van artikel 35 van de wet aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaren had opgehouden wethouder te zijn. Artikel 13. 1Het pensioen van de wezen bedraagt; a. voor elk kind, wiens moeder aan het overlijden van de vader aanspraak *p pensioen ontleent, 1/5 van het bedrag van dat weduwenpensioen; b. voor elk ander kind 2/5 van het overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 berekende weduwenpensioen. 2. Het wezenpensioen wordt ambtshalve gebracht van 1/5 op 2/5 van het bedrag, waarvan het is afgeleid, als het weduwenpensioen is beëindigd. Artikel 14. Onverminderd het overigens in artikel 45tweede lid, van de wet bepaalde, her leeft het recht op weduwenpensioen, dat is geëindigd door een volgend huwelijk van de weduwe, indien dit huwelijk, anders dan door een opvolgend huwelijk,met rechterlijk verlof, wordt ontbonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 474