GEMEENTE BREDA Bij volgno. 37 der agenda Toelichting hij de Uitkerings- en pensioen verordening wethouders 1957 Algemeen 1Voorheen bevatte artikel 101 van de Gemeentewet enige bepalingen inzake de mo gelijkheid tot het treffen van een regeling voor wachtgeld en pensioen voor wethouders en pensioen voor hun weduwen en wezen. Deze materie heeft nu zijn wettelijke regeling gevonden in de Wet van 1 augustus 1956 Stbl. no. 455houdende nadere regeling tot het toekennen van een uitkering en een pensioen aan gewezen ministers, staatssecretarissen, leden van Gedeputeerde Staten ener provincie en wethouders ener gemeente, zomede van een pensioen aan hun weduwen en wezen, bij welke wet genoemd artikel van de Gemeente wet is komen te vervallen. De nieuwe wettelijke regeling noopt tot het herzien van de in 1951 vast gestelde Verordening, regelende het wachtgeld en pensioen voor de wethouders en het pensioen voor hun weduwen en wezen. Krachtens de wettelijke bepalingen dient de aanpassing van aanspraken, voor zover deze de nieuwe wettelijke nor men overschrijden, tot stand te komen uiterlijk op 1 september 1957 en terug te werken tot 1 september 1956. 2. Evenals het vroegère artikel 101 der gemeentewet geeft de Wet van 1 augustus 1956 (nader met "de wet" aan te duiden) aan de gemeentebesturen de mogelijk heid bij verordening een regeling te treffen inzake de bovenvermelde onderwer pen, waarbij: a. de normen worden gegeven, waarbinnen de gemeente bij zijn verordening moet blijven (b.v. uitkering (wachtgeld) en pensioen bedragen ten hoogste b. dwingende bepalingen zijn gesteld, welke gelden zodra een gemeentelijke regeling wordt getroffen (b.v. inzake beëindiging van toegekende aanspraken, cumulatie ed c. bepalingen worden genoemd, welke op de in de wet aangegeven wijze in de ver ordening moeten worden opgenomen (b.v. verhaal pensioenbijdrage). Ofschoon elders wel een andere gedragslijn wordt aangehouden, vermoede lijk terwille van een duidelijker leesbaarheid, is het naar ons inzicht onnodig en wetstechnisch onjuist de onder b bedoelde bepalingen in de gemeentelijke ver ordening over te schrijven. 3. Evenals in het verleden is er thans aanleiding de aanspraken te stellen op het maximum, dat de wet toelaat. Bij de artikelsgewijze toelichting op de ontwerp-verordening zijn de be langrijke verschillen met de vroegere regeling aangegeven. Artikel 2. Nu de wettelijke bepalingen van dwingend recht niet in de verordening zijn overgeschreven, is een verwijzing naar de wet op zijn plaats. Artikel 5. 1e lid. In de vroegere verordening bedroeg de uitkering (toen wachtgeld geheten): een jaar 75 een jaar 50 fo en een jaar 25 van de wedde van de wethouder. Dit wordt nu: een jaar 80 een jaar 65 en 4 jaar 50

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 480