GEMEENTE BREDA
I
Volgno. 16 der agenda
Bijlagen 1957
no. 364
9 oktober 1957
OS/17196
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vast
stelling van de gemeentelijke exploitatievergoe
ding der bijzondere lagere scholen (artikel 101
l.o.wet 1920) over het jaar 1956.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103, lid 2, der lager onderwijswet
1920, moet door U worden vastgesteld:
a. het bedrag der gemeentelijke exploitatie-vergoeding, waarop de besturen dei-
bijzondere lagere scholen over het jaar 1956 aanspraak hebben, en
b. het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven dier scholen
over genoemd jaar.
Het bedrag sub a. is het bedrag per leerling,bedoeld in artikel 55ois
(c.q. artikel 101, lid 3 en 5) der lager onderwijswet 1920, vermenigvuldigd met
het gemiddeld aantal leerlingen, krachtens artikel 20 dier wet, over 1956.
Hen voorschot op deze gemeentelijke vergoeding, berekend naar het gemid
deld aantal leerlingen over 1955 en het door U vastgestelde bedrag per leerling
ex artikel 55bis (c.q.artikel 101, lid 3 en 5) over 1956, is reeds eerder aan de betrol
ken schoolbesturen uitgekeerd, zodat een verrekening dient plaats te hebben.
Aangezien met betrekking tot de openbare lagere scholen over de periode
1948 t/m 1952 zich het geval als bedoeld in art.55 ter, 2e lid, onder 3e> heeft
voorgedaan, dient, ingevolge het bepaalde in artikel 101, sub 4, der lager onder
wijswet 1920, de vergoeding per leerling over het jaar, volgende op dat, waarin
de definitieve vaststelling bedoeld in art.55 ter,derde iid, heeft plaars gehad,
voor de bijzondere scholen van dezelfde soort dienovereenkomstig te worden ver
hoogd; dit is het jaar volgende op dat waarin de gemeente-rekening 1952 werd
vastgesteld. De gemeente-rekening 1952 is in november 1955 vastgesteld door Ge
deputeerde Staten, zodat de exploitatievergoeding over 1956 met het bovenbedoel
de "overschrijdingsbedrag" over de periode 1946 t/m 1952 moet worden verhoogd.