Volgno. 33 der agenda _2~ Ten aanzien van de arbeidsovereenkomsten-verordening menen wij goed te doen te wijzen op het onderscheid, dat deze verordening kent tussen de positie van de ar beidscontractanten, die geacht worden te behoren tot het vastere personeelsbestand en wier arbeidsrechtelijke status tot op zekere hocgte aansluit aan de rechtstoestand van het ambtelijk aangesteld personeel, en de positie van de arbeidscontractanten, die in opzet slechts voor korte duur bij de gemeente in dienst worden genomen en voor wie uit dien hoofde de regelingen, geldende voor het particuliere bedrijfsleven, in belangrijker mate van invloed kunnen blijven. De eerste groep vindt haar positie geregeld in afdeling 1°, de tweede categorie in afdeling II van de arbeidsovereenkomsten verordening. De arbeidscontractanten bij de overheid vallen onder de werking van de ziektewet werkloosheidswet en kinderbijslagwet. Zij kunnen daaraan worden onttrokken, indien de voor hen vast te stellen regelingen worden goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken Ten dele in afwijking van de vroegere voorzieningen, waarbij het wettelijk ziekte- geld en de wettelijke kinderbijslag voor de vastere arbeidscontractanten door de gemeente werd gesuppleerd tot hetgeen waarop overeenkomstig ambtelijk personeel aan spraak had, zijn wij van oordeel, dat - zolang zulks voor de gemeente niet nadeliger is - de landelijk meer gebruikelijke vorm van een goedgekeurde bijzondere regeling gekozen kan worden voor de contractanten van afdeling I. Zo zijn wij voornemens op de paragraaf "van de aanspraken in geval van ziekte" van deze verordening de ministeriële goedkeuring te vragen. Een toelichting komt ons wenselijk voor ten aanzien van het bepaalde in artikel 10, 3e lid, en artikel 125 van het algemeen ambtenarenreglement,betreffende het aan stellen van een gehuwde vrouw en het verlenen van ontslag aan een huwende ambtenares in vaste dienst. Wij menen, de ook landelijk divergerende opvattingen ten deze (aan Uw Raad genoeg zaam bekend) aldus te mogen samenvatten; Doet de overheid goed èn ter behartiging van de belangen van haar dienst en haar personeel èn ter behartiging van het algemeen be lang (waarbij van het gedrag van de overheid een stimulerende werking uitgaat op hetgeen als juist moet worden aanvaard) de gehuwde vrouw uit de overheidsdienst te weren of acht men de persoonlijke en algemene belangen, xfelke door het in dienstver band buitenshuis arbeiden van de gehuwde vrouw ernstig kénnen worden geschaad, door individuele beslissingen van belanghebbenden voldoende veilig gesteld? De grootst mogelijke meerderheid van ons college is daarbij van oordeel, dat de eerste van deze twee vragen bevestigend beantwoord moet worden. Daarom zijn wij van oordeel, in het ambtenarenreglement een bepaling te moeten opnemen, dat de gehuwde vrouw niet in vaste dienst kan worden benoemd, en dat de ambtenares in vaste dienst, die in het huwelijk treedt, moet worden ontslagen. Voor uitzonderlijke gevallen biedt dan de aanstelling in tijdelijke dienst of de tewerkstelling op arbeidsovor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 654