GEMEENTE BREDA
21
Volgno. JJ^der agenda
Bijlagen 1957
noJtfff Lf j
6 november 1957
OS/19002
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overname van het tennispark "De 'Mark"
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
In Uw vergadering van 14 januari 1953 (Bijlagen 1953, no.217, volgno.25 der
agenda) besloot Uw Raad tot uitgifte in erfpacht gedurende een termijn van 40 jaren
van een perceel grond, groot bijna 3 h.a.gelegen tussen de Hark en de Baronie
laan aan de heer Th.van Oosterum teneinde daarop een tennispark te exploiteren.
Erfpachter heeft op deze grond sindsdien elf tennisbanen aangelegd met een club
huis en de nodige overige accommodatie, benevens op het noordelijke punt een woning;
voor zichzelf. Hij heeft tot heden aan alle verplichtingen voldaan, doch heeft zich
tot ons college gewend met het verzoek te willen overwegen, of er aanleiding kan wor
den gevonden het park door de gemeente te doen overnemen, omdat het hem niet moge
lijk bleek om daarin het levensonderhoud te verdienen voor zijn groot gezin, een si
tuatie, die hem indertijd herhaaldelijk onder het oog is gebracht, doch die zijner
zijds niet zo ernstig werd genomen om verschillende hier minder ter zake doende
redenen.
Wij hebben geen aanleiding te stellen, dat als dezerzijds niet op de vraag van
iff de erfpachter wordt ingegaan, de exploitatie van het park beneden een toelaatbaar
niveau zal dalen of zelfs zal worden stopgezet. De grote bedragen, die zijn geïn
vesteerd, zullen bij verwaarlozing in korte tijd nagenoeg geheel verloren gaan, wat
wel tot volhouden lijkt te dwingen, hetzij door de huidige exploitant, hetzij door
een opvolger aan wie hij zijn rechten en outillage al of niet met verlies zou over
doen.
Wat niet wegneemt, dat wij menen, dat er redenen zijn voor de gemeente om de
"vraag ernstig te overwegen, nu steeds meer de sportbeoefening een zaak van de over
heid wordt en er weinig reden lijkt om de beoefening van de tennissport, die hand
over hand toeneemt, a priori van deze zorg uit te sluiten. Meningsverschil hierover
is uiteraard goed denkbaar en zelfs waarschijnlijk reden waarom indertijd het
initiatief van de heer Van Oosterum kon worden toegejuicht -, doch nu de zaak een
maal zo dreigt te komen liggen, als hier het geval is, lijkt afzijdigheid niet de
grootste wijsheid, ook al is het voor de gemeente nimmer eenvoudig om in zaken
van sport tot een sluitende exploitatie te komen.
Uit diverse gegevens mag worden afgeleid, dat de heer Van Oosterum in het
tennispark een bedrag van in totaal rond 180.000,- heeft geinvesteerd. Een dezer-
zijdse schatting van de huidige waarde kwam uit op een bedrag van 125.000,-, waar
bij nog te voegen de waarde van de inventaris van het clubhuis, die op 10,000,-
kan worden gesteld, wat een eindbedrag geeft van 135.000,- latende dus een ver-