Aangezien de niéuwe voningwetbouw als rendabel kan worden aangemerkt kunnen de posten welke betrekking hebben op de woningwetbouw door de gemeente en bouwverenigingen bij de vergelijking van de nadelige saldi buiten beschouwing worden gelaten. De stijging ven het nadelig saldo met ruim 89.000,- kan als volgt worden verklaard: Hogere kosten van de bouwpolitie 50.000,- Do personeelskosten van het wonin gioodbureau zijn gestegen met 11.500,- In verband met de toename van het aantal woningwetwoningen moet de verplichte storting in de reserve ingevolge artikel 24c van het Woningbesluit hoger worden geraamd 44.500,- 106.000,- De re serve vorming ten behoeve van de hypotheekbank ten laste van de algemene dienst kan worden verlaagd met 3.500,- Diverse relatief geringu verlagingen van uitgaven 11 6.000,- De raming van de opbrengst van de leges van bouw vergunningen is aan de hand van de opbrengsten over voorgaande jaren verhoogd met 5.000,- H500- 91.500,- Hoofdstuk VI. Openbare werken. Het nadelig saldo voor 1957 was geraamd op 1.773.536,- Voor 1958 bedraagt het nadelig saldo 1.883.261,- Meer nadelig 109.725,- Door de algemene loons- en prijsverhogingen, uitbreiding van het wegennet, riolering e.d. moeten de ramingen voor onderhoud (volgnos. 250, 252, 254 en 256) worden verhoogd met 34.000,- De kosten van de stadsreiniging zijn gestegen met 11 59.000,- De stijging ven de kosten kan als volgt worden gespecificeerd: personeelskosten 49.000,- kapitaalslasten 25.500,- 72.500,- diverse verhogingen en hogere opbrengsten van reinigings rechten 13.500.- 59.000,- Door de uitbreiding van de te verzorgen groenoppervlakten moeten de kosten van de dienst van beplantingen hoger worden geraamd 63.500,- Diverse relatief geringe verhogingen 7.000,- 163.500,-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 731