GEMEENTE BREDA Volgno. 18 der agenda Bijlagen 1958 no. 68 5 februari 1958 OS/1745 Voorstel van burgemeester en wethouders inzake verhuur van "Het Ei" c.a. aan K.L. van Brink. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Op grond van een contract van 1948 en een daarop aansluitende overeenkomst van 1949 heeft de heer Van Brink het zwembad "Het Ei", de grond voor 2 tennisbanen als mede twee door de gemeente aangelegde tennisbanen tot en met 28 februari 1958 in huur. Volgens artikel 4 van de overeenkomst van 1949 heeft de huurder voorkeur van huur voor een aansluitend tijdvak van 10 jaar onder door het gemeentebestuur te stellen rede lijke voorwaarden. Behalve ten aanzien van één punt is ons college van mening, dat er geen aanlei ding is de contractuele bepalingen in een nieuw huurcontract anders dan in de oude contracten te doen luiden. Zij zijn - in samenhang met de vergunning aan de exploitant op grond van het bepaalde in artikel 78a van de algemene politieverordening - doelmatig gebleken voor een goede exploitatie van de zweminrichting. Klachten over de exploitatie hebben ons nimmer bereikt. Voorzover er ten aanzien van "Het Ei" in de loop der jaren bemerkingen zijn gemaakt, betroffen deze de staat waarin deze inrichting verkeerde en raakten deze niet de exploitant doch de gemeente zelve, omdat het onderhoud der in richting contractueel voor rekening der gemeente is. Beraad ten aanzien van de vraag of wijziging van het huurbedrag mogelijk is en ten aanzien van de vraag of enige invloed op de tarieven van het zwembad noodzakelijk is, heeft ons college geleid tot het standpunt, dat beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. Hoewel de door de gemeente aan rente en aflossing voor de geïnvesteerde bedragen verschuldigde lasten alsmede de onderhoudskosten van jaar tot jaar niet onbelangrijk zijn (gemiddeld per jaar in de periode 1951 t/m 1956 16.180,-), is ons college van mening, dat in redelijkheid van dit seizoenbedrijf geen hogere huur kan worden gevraagd. De ons ter inzage gegeven accountantsrapporten 1948 t/m 1956) hebben ons in deze mening bevestigd. Ten aanzien van de tarieven is ons college van oordeel, dat noch belangen van volksgezondheid noch belangen van vrije tijdsbesteding voldoende aanleiding kunnen zijn om de exploitant thans te beperken in zijn vrijheid ten aan zien van tariefstelling, nu diens tarievenpolitiek in het verleden generlei aanleiding tot kritiek geeft en de toenemende concurrentie van nabijgelegen zwemgelegenheden in voldoende mate tot beperking zal blijven dwingen. De tarieven van de 10-badenkaarten en abonnementen laten naar onze mening in voldoende mate overigens een veelvuldig gebruik tegen een laag bedrag per bad toe. Het lijkt ons noch van de exploitant noch van de gemeente te verlangen tot lage re tariefstelling te komen. Hoewel de kosteloze zweminrichting in meerdere opzichten niet ideaal is, lijkt ons deze in de bestaande situatie bovendien nog voldoende uit komst te kunnen brengen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 105