Allereerst wordt gesteld, dat de basis van het plan in hoofdzaak t.w. een sociaal- economisch onderzoek van gemeente en streek ontbreekt. Hierop kunnen wij mededelen, dat door de afdeling Stedebouw van de dienst openbare werken voortdurend onderzoek wordt ver richt t.b.v. het algemeen planologisch beleid, zulks in nauwe samenwerking o.a. met het Economisch Technologisch Instituut voor Noord-Brabant, de Provinciale Planologische Dienst en de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen en dat sedert een jaar een speciaal hiertoe aangetrokken sociograaf zich nagenoeg uitsluitend met het onderzoek t.b.v. het plan in hoofdzaak heeft bezig gehouden. Ook ten aanzien van het streekonderzoek kunnen wij mede delen dat een diepgaand onderzoek heeft plaatsgevonden in het overlegorgaan, dat hiertèe een speciale werkcommissie heeft ingesteld, met als voorzitter de burgemeester van een der randgemeenten en als leden de stedebouwkundigen en planologen van Breda en randgemeenten, waarmede eenzijdigheid van visie vermeden werd. Het feit, dat bovengenoemde organisaties geen kennis dragen van de verschillende onderzoekingen wil geenszins zeggen, dat het nodige onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Om misverstanden over de bevolkingsgroepen,waarover het hier gaat,te vermijden, geven wij nog eens onderstaande cijfers. Breda had op 1-1-1956 100.000 inwoners. Sedert de vorming van Groot-Breda groeide de stad gemiddeld met 1800 inwoners per jaar, zodat alleen ai op basis van dat cijfer in de periode 1956 t/m 1980 op een toename met 45.000 inwoners moet worden gerekend. Wil Noord-Brabant zijn eigen natuurlijke aamras in de periode 1956 t/m 1980 opvangen dan moet woonruimte geschapen worden voor 70QOOO inwoners méér. Dat is ruim 55S& van de huidige bevolking. Een evenredig aandeel van Breda in die groei zou dus reeds een toename met 55.000 inwoners met zich brengen. Omdat de industriële centra veruit het grootste deel van de bevolkingsaanwas zullen moeten opnemen, zou het voor het onderhavige uitbreidingsplan aangenomen inwonertal van 150.000 wel eens v66r 1980 kunnen worden bereikt. Zulks zal o.m, afhangen van de opname capaciteit van de rond Breda gelegen centra. Het geraamde inwoneraantal is zeker niet te hoog. Ten aanzien van de onder 1e) t/m 7e) geopperde bezwaren diene nog het volgende. ad 1 e) Het geraamde bruto-inkomen van de ten noorden van Princenhage gelegen tuinbouwgron- den ad 1.000,000,- is weliswaar belangrijk, doch het bedraagt niet meer dan 5fü van de omzet van de Bredase Tuinbouwveiling, Door adressanten wordt aangevoerd, dat de door de gemeente te betalen grondprijzen hoog zullen zijn. Wij kunnen deze mening' delen, al begrijpen wij niet wat daarin voor bezwaar gelegen kan zijn voor de onirvangetrs van deze hoge prijzen. Een prijs van 25,- voor bouwrijpe grond is overigens niet uitzon&dclijk'hoogaangezien de prijzenwelke wij thans moeten berekenen,zich ook reeds in deze richting bewegen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 11