touwen dient o.i. echter niet tegemoet te worden gekomen. In wezen zijn deze eisen ge steld in het "belang der agrariërs zelf, omdat bij het ontbreken van deze eisen de weg zou worden geopend voor een niet agrarische bebouwing, waardoor het agrarisch karakter van het landelijk gebied ernstig zou -worden aangetast. Ad 5e) Deze marge van 100 m is slechts toegepast voor nieuwe autowegen, waaraan nog geen bebouwing' is opgericht en waarvoor, gezien het standpunt van de Rijkswaterstaat geen uitwegvergunningen zullen worden verleend. Op deze wegen is het Provinciaal Wegenreglement niet van toepassing. Ad 6e) In de agrarische gebieden welke ten westen van de H.K.I. tussen toekomstige hoofd verkeerswegen zijn gelegen, achten wij vestiging van nieuwe agrarische bedrijven minder gewenst en voor een intensieve agrarische exploitatie ook niet noodzakelijk. De voorge stelde bestemming was niet bedoeld als een reserve-industriegebied, omdat daaraan weer verkeerstechnische bezwaren kleven. Wij hebben er geen overwegend bezwaar tegen indien aan deze gebieden de bestemming landelijk gebied I wordt gegeven,waarmede aan enige ingediende bezwaren tegemoet kan worden gekomen. Adressanten hebben er ook bezwaar tegen, dat een aanzienlijk deel van de bodem is bestemd tot industrieterrein zonder dat de behoefte aan industrieterrein ook maar enigs zins sociaal-economisch is benaderd. In de toelichting word.en hierover inderdaad geen cijfers gegeven, hetgeen echter niet wil zeggen, dat wij ons hierover niet diepgaand hebben beraden. Het is echter zeer moeilijk om hier met gemiddelde cijfers te werken, zoals veelal wel wordt gedaan, omdat de behoeften aan industrieterrein buitengewoon sterk variëren naargelang de aard van de industrie. In principe zijn wij er van uitgegaan, dat in 1980 45f° der bevolking een beroep uit zal oefenen en dat hiervan 45^° in de nijverheid werkzaam zal zijn en voorts dat 54 van de industriebevolking op industrieterrein werkzaam zal zijn. Wij krijgen dan respec tievelijk de volgende aantallen: beroepshevxxLking 67.500, industriële beroepsbevolking 30.375, industriële beroepsbevolking werkzaam op indnsii'ieierrein 16.400. Indien wij aanhouden de richtlijnen,welke door de Rijksdienst voor het Rationale Plan zijn voorgesteld als ge middelden ter raming van de toekomstige behoefte aan indutfi^i-eterrein n.l. een minimum van 100 m2 per arbeider en een maximum van 130 m2 per arbeider dan resulteert hieruit een behoefte aan industrieterrein van 164 a 213 ha. Zo?„ls gezegd varieert de behoefte aan industrieterrein sterk met de aard van de industrie. Zo komen tegenwoordig indusirieén voor die zo zeer zijn geautomatiseerd^dat zij neg maar een arbeider per ha hebben. Met het oog op deze ontwikkeling welke nog pas in haar beginstadium verkeert, moet met een zeer grote reserve rekening worden gehouden, hetgeen in het structuurplan ook is geschied. Het gehele industrieterrein in de gemeente kan na vaststelling van dit plan globaal worden geschat op 230 ha. Ook voor deze bestemming geldt dat, indien men te weinig mogelijkheden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 13