GEMEENTE BREDA Volgno. 8 der agenda
Bijlagen 1958
Preadvies van burgemeester en wethouders inzake
verzoeken tot het uitbreiden van de koopgelegen
heid i.v.m. de wereldtentoonstelling te Brussel.
no202
1 mei 1958
Bï/5459
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Zoals U bekend is, heeft de katholieke middenstandsbond mede namens de con
tactcommissie van het grootwinkelbedrijf en de koninklijke middenstandsbond U ver
zocht:
a. een koopavond vast te stellen voor alle winkels in de gemeente op vrijdagen tot
21 uur, zulks voor de duur van de wereldtentoonstelling te Brussel;
b. een regeling vast te stellen, tengevolge waarvan, tijdens de duur van de "Expo"
te Brussel, bepaalde winkels iedere dag, met inbegrip van de zondag, tot 22 uur
voor het publiek geopend mogen zijn.
Nadat Uw raad terzake reeds een besluit genomen had, hebt U in de vorige
raadsvergadering besloten tot intrekking van dat besluit, onder toezegging door ons
college een nieuw preadvies te zullen voorbrengen.
Alvorens dit nieuwe preadvies uit te brengen, hebben wij ons andermaal uiterst
zorgvuldig beraden over de onderhavige materie.
Aan de hand daarvan menen wij voorop te moeten stellen, dat in ons vorige
preadvies en in het debat daarover in de vergadering van Uw raad een element geslopen
is, dat een zuivere beoordeling van en beslissing op het voorliggende verzoek ten
zeerste bemoeilijkte. Immers in preadvies en debat is belangrijke betekenis gehecht
aan sociale bezwaren van het georganiseerde winkelpersoneel tegen een koopavond. Door
het introduceren van deze sociale kwestie is, naar het ons thans voorkomt, met de
strekking van de winkelsluitingswet 1951 onvoldoende rekening gehouden en is de be
tekenis van de arbeidswet en de daaruit voortvloeiende regelingen in sterke mate uit
het oog verloren.
De winkelsluitingswet bevat voor een belangrijk deel van de middenstandsbe-
drijven een sluitingsregeling, welke primair beoogt de onderlinge concurrentieverhou
dingen tussen die bedrijven te regelen. Secundair is die regeling van belang voor de
consumenten, waar deze gebaat zijn bij een redelijke stabiliteit en uniformiteit van de
sluitingsregeling.Doelbewust heeft de wetgever echter de mogelijkheid tot afwijking
opengelaten voor gevallen, waarin het in wezen starre sluitingsschema in plaats van
een voordeel een voor de hand liggend nadeel voor het bedrijfsleven zou vormen. In de
opzet van de winkelsluitingswet is, teneinde een verantwoord gebruik van de mogelijk
heid tot afwijking zoveel mogelijk te waarborgen, onder meer bepaald, dat de gemeen
teraad tot het invoeren van een koopavond niet kan besluiten dan na de kamer van
koophandel te hebben gehoord; omdat in de kamers van koophandel het regionale be
drijfsleven in zijn verschillende schakeringen (ook de werknemers) is vertegenwoor
digd, moeten zij met betrekking tot de vraag of afwijking van de normale wettelijke