Volgno. 8 der agenda -2- sluitingsregeling in het belang van het bedrijfsleven is, bij uitstek deskundig worden geacht. Het horen van andere instanties of organisaties heeft de wetgever de raad niet voorgeschreven. De regeling van de werktijden van winkelpersoneel vormt een materie, welke uitvoerig haar beslag heeft gekregen in de arbeidswet en inzonderheid in het daarop gebaseerde werktijdenbesluit voor winkels, dat laatstelijk in 1956 herzien is. Deze regelingen, welke zich niet verzetten tegen het invoeren van een koopavond,be vatten voorzieningen die voorkomen, dat het winkelpersoneel te kort zou worden ge daan in zijn recht op menselijke arbeids- en rusttijden. Bezwaren tegen de feitelijke toepassing van deze regelingen dienen tot de arbeidsinspectie, kritiek op de inhoud der regelingen dient tot de wetgever gericht te worden. Het komt ons derhalve niet juist voor, dat, nu het werktijdenbesluit voor winkels voorzieningen bevat voor geval len, dat later dan 19 uur gesloten wordt, aan bezwaren van het winkelpersoneel tegen arbeid na 19 uur op een koopavond bij het beoordelen van de wenselijkheid van een koopavond door de raad een beslissende betekenis in negatieve zin toegekend zou wor den. De honorering van de tijdens een koopavond gemaakte werkuren kan ook hier gevoeglijk buiten beschouwing blijven; dit is immers een aangelegenheid tussen werk gevers en werknemers, waarover dezen bovendien in de Uw raad welbekende garantie overeenkomst een akkoord bereikten. De kamer van koophandel heeft over beide door de katholieke middenstandsbond ingediende verzoeken een advies uitgebracht. Haar aanleiding van het advies op het onder b. bedoelde verzoek menen wij aan dat verzoek geen nadere aandacht te moeten schenken; het betreffende advies van de lcamer van koophandel is immers negatief mede op grond, dat, blijkens een terzake in gestelde enquête, het bedrijfsleven zelf bedoeld verzoek onvoldoende steunde. Tegenover het invoeren van een tijdelijke koopavond op vrijdagen staat de kamer van koophandel echter geenszins afwijzend. De omstandigheid, dat het bedrijfsleven op een dergelijke koopavond prijs stelt, kan bezwaarlijk anders dan als een argument vóór een koopavond worden aange merkt. Andere zakelijke argumenten, die naar onze overtuiging voor invoering van een koopavond pleiten zijn: 1een koopavond op vrijdag kan in aanzienlijke mate bijdragen in de serviceverlening aan vreemdelingen, vooral aan hen, die hier een z.g."long-weekend" doorbrengen; tijdens de Expo in Brussel worden vele vreemdelingen in Breda verwacht 2. door het invoeren van een koopavond wordt een spreiding van koopgelegenheid ver kregen, welke een toe te juichen ontlasting van de al te drukke zaterdagmiddag inhoudt; van onmiskenbaar belang is dit voor gehuwden en verloofden, die tezamen wensen te winkelen; maar ook het winkelpersoneel zal verlichting in de overbelaste zaterdagmiddagen niet onwelkom zijn; bovendien zou de hier bedoelde spreiding van koopgelegenheid er toe kunnen leiden, dat de zaterdagmiddag meer voor recreatieve doeleinden wordt bestemd; 5. een koopavond zal bij avond het stadsbeeld verlevendigen. Op grond van het bovenstaande stellen wij U voor het onder a.bedoelde verzoek in te willigen door het vaststellen van de voor U ter inzage gelegde conceptverorde ning en het onder b. bedoelde verzoek af te wijzen. Mocht blijken, dat een eventuele koopavond niet aan de verwachtingen beant woordt, dan zullen wij U voorstellen een door U vastgestelde regeling betreffende de koopavond in te trekken vóór het verstrijken van de termijn waarvoor ze geldt. Burgemeester en wethouders van Breda, C. Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 306