volgno. 1 der agenda
-3-
b. die zich richten tegen de bestemming landelijk gebied II, waarin het oprich
ten van enigerlei bebouwing behoudens een enkele ontheffing niet is toege
staan:
de nos. 5, 9, 10, 17, 28, 30, 31, 32, 33, 35, 38, 39, 40, 41, 43, 52, 170
t/m 173, 175, 176, 177, 180, 181, 182, 188, 190, 193, 195, 197, 200, 202, 204,
205, 207, 210, 213, 215, 218, 220, 223 t/m 226, 229, 231, 233, 238, 265, 273,
298, 305, 306, en 307;
c. die zich richten tegen de bestemming landelijk gebied i, waarin -art.3 van de
bestemmingsbepalingen niet van toepassing is:de nos. 7, 178, 179, 183 t/m 186,
189, 191 194, 196, 198, 199, 201, 203, 206, 208, 209, 211 212, 214, 216, 217,
219, 221, 222, 227, 228, 274, 275, 280, 282;
d. die zich richten tegen de bepalingen inzake de bebouwing van het landelijk ge
bied I, waarin artikel 3 van de ontwerp-bestemmingsbepalingen wel van toepas
sing is: de nos. 160 t/m 168;
e. die zich richten tegen de bestemming "gemengd bos- en agrarisch gebied":no.169.
Dat aan de bezwaren, vermeld in de hiervoorvermelde bezwaarschriften be
horende tot de groepen a en b niet kan worden tegemoetgekomen, is duidelijk, om
dat zulks zou betekenen, dat de gedachten welke aan het plan ten grondslag liggen,
zoals die zijn opgenomen in de toelichting op het plan en die wij in de aanhef
dezes nog nader hebben toegelicht, geheel zouden moeten worden prijsgegeven.
Voor zover de bezwaren zich richten tegen de bestemming woongebied geldt
bovendien dat wij van mening zijn, dat deze de aangewezen gebieden zijn om als
woongebied te worden bestemd ondanks de hieraan klevende bezwaren.
Indien te zijner tijd tot realisering van het plan zal worden overgegaan,
zal bij aankoop of onteigening van de percelen, welke de gemeente voor de reali
satie nodig heeft, volledige schadeloosstelling worden gegeven. Bovendien kan
adressanten worden gewezen op de "algemene regelen ter bescherming van de belangen
van derden in verband met uitbreidingsplannen, rooilijnen en bouwverboden"
vastgesteld bij Uw besluit van 28 juni 1929, waarop zij zich kunnen beroepen,
indien zij komen te verkeren in een geval als bedoeld in artikel 1 dezer algemene
regelen.
De bezwaarschriften vermeld in de groepen c, d en e zijn gericht tegen de
bij het plan behorende bestemmingsbepalingen en algemene voorschriften ten aanzien
van de bedrijfsgrootte, de oppervlakte en de breedte van de bouwpercelen.
Gezien het verlies aan bedrijfsgrond, tengevolge van het plan stellen wij
voor aan deze bezwaren enigszins tegemoet te komen door de bepaling in artikel 2,
sub Aa van de ontwerp-be stemmingsbepalingen waarin de minimale oppervlakte van de
bedrijfsgrond is opgenomen, te laten vervallen.
Het bezwaarschrift van Mevrouw van Baak-Hanken (no.206) richt zich tegen de
agrarische bestemming van de percelen K.nos.887 en 410, gelegen aan de Heistraat.
Zowel uit stedebouwkundig als uit landschappelijk oogpunt bestaat tegen een
verdere bebouwing langs de westelijke rand van het Mastbos ernstige bedenking.
Wij zijn daarom van mening, d. ,t aan dit bezwaarschrift niet behoort te worden te-
gemo e tgekomen
Het komt ons niet raadzaam voor aan de overige bezwaren tegemoet te komen,
omdat hierdoor de gedachten, welke aan het plan ten grondslag liggen zouden worden
prijs gegeven.
Ten aanzien van de bezwaarschriften hiervoor vermeld sub V merken wij het
volgende op.
1de rentmeester der domeinen stelt voor de nieuwe weg, geprojecteerd tussen de
rivier de Mark en de weg naar Ulvenhout te verleggen. Deze weg sluit echter aan
op een door provinciale waterstaat geprojecteerde weg om Ulvenhout ter ontlas
ting van de bestaande weg door Ulvenhout. Het heeft derhalve geen zin aan dit
bezwaar tegemoet te komen, omdat de aanleg van deze weg een aangelegenheid is
van de provincie.