volgno. 1 der agenda -4- 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap "De Hooge en Lage Vught" richt zich tegen het gehele ontwerp-plan en in het bijzonder tegen de bestemming van de gronden in de Vughtpolder. De argumenten, welke naar voren worden gebracht, zijn bij het samenstellen van het ontwerp-plan gewikt en gewogen. Nieuwe stedebouwkundige inzichten worden door adressant niet n ar voren gebracht. Intrekken van het ontwerp-plan en het zoeken van weer andere mogelijkheden in overleg met adressant en leidende fi guren uit landbouw-, veeteelt-, en tuinbouwkringen zal, naar wij menen, niet tot betere resultaten leiden. Wij zijn ervan overtuigd, dat in ieder uitbrei dingsplan het gebied Hooge Vught tot woongebied zal moeten worden bestemd, terwijl dit bovendien het enige gebied is waarin op korte termijn op grote schaal gebouwd zal kunnen - en ook zal moeten - worden. 3. Het bezwaarschrift van de hoofdingenieur-directeur van de rijkswaterstaat is eerst op 7 augustus 1957 ter gemeentesecretarie ingekomen: daar de termijn binnen welke de bezwaarschriften tegen het plan moesten worden ingediend op 6 augustus 1957 is verstreken, is adressant niet ontvankelijk in zijn bezwaren. "Jij zijn evenwel van mening, dat het gewenst is toch op deze bezwaren in te gaan Deze richten zich: a. tegen de in het plan geprojecteerde rooilijn langs de rijksweg no.16, ter plaatse van het voor de bouw van een motel bestemde terrein. Hij wenst deze rooilijn vastgesteld te zien op een afstand van 35 m uit de as van de rijks weg. b. tegen de mogelijkheid van toepassing van de ontheffingsbepalingen vervat in artikel 3sub A, IV, V en VI der bestemmingsbepalingen. Wij hebben er geen bezwaar tegen aan het bezwaar sub a tegemoet te komen, nu de situatie van het te bouwen motel, in overleg met de rijkswaterstaat defini tief is bepaald. Ten aanzien van het sub b genoemde bezwaar merken wij op, dat de gewraakte bepalingen bezwaarlijk kunnen worden gemist, doch dat aan adressant kan worden toegezegd, dat in de toekomst bij de overweging of toepassing van de ontheffings bepalingen in een bepaald geval verantwoord is, het standpunt van de rijkswater staat in deze mede bepalend zal zijn. Tenslotte merken wij op, dat wij in 1954 aan de heer W. den Engelsen in principe toestemming hebben verleend tot het vervangen van een houten woning op het perceel K.760 gelegen aan de Overaseweg door een stenen woning. Wij zijn van mening, dat op deze toestemming niet kan worden teruggekomen en stellen U daarom voor in het besluit tot vaststelling van het plan te bepalen, dat de op het perceel gemeente Princenhage sectie K.no.760 staande houten woning mag worden vervangen door een stenen woning, welke aan de eisen van bouwverorde ning en welstand voldoet. Up grond van het vorenstaande stellen wij U voor over te gaan tot vast stelling van het uitbreidingsplan in hoofdzaak met inachtneming van hetgeen t.a.v. de diverse bezwaarschriften is opgemerkt, een en ander overeenkomstig het ter visie gelegde ontwerp-besluit. De afdeling voor openbare werken zal U haar advies staande de vergadering kenbaar maken. Burgemeester en wethouders van Breda, C. Kortmann burgemeester. Van W'oensel secreta.ris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 4