7oL-.no. 15 d.er agenda Daarbij komt dat het zo vlot mogelijk en in kort tijdsbestek afwerken van de restauratie uiteraard al leidt tot beperking der totale uitgaven en tot het hoogste rendement, omdat de produktiekosten dan het laagst zijn. Wij mogen zulks aldus nader verklaren. Er zijn momenteel o.a. in dienst 15 steenhouwers en 2 beeldhouwers, zoals be kend in de tegenwoordige tijd schaarse vaklieden. Zou het werk binnen afzienbare tijd moeten worden stopgezet, dan moeten ook deze vaklieden worden ontslagen en zal het hij latere voortzetting weer in dienst nemen van dit personeel, gesteld dat we daarin sla gen, toch veel extra tijd- en kostenverlies opleveren. Enerzijds omdat een geëigende materiaalbehandeling altijd een zekere aanpassingstijd vraagt en voorts omdat de be werking van het aan de toren te gebruiken materiaal enige tijd vooruit moet lopen op de verwerking. Verder zouden de goed ingerichte werkplaatsen, de lift en de steenzaagmachine tijdelijk ongebruikt komen te staan, terwijl er in die tijd toch onderhoudskosten aan moeten worden besteed. Er is in de laatste jaren gestreefd naar een harmonisatie van kerk- en torenres tauratie met als doel een praktisch gelijktijdige beëindiging van beide werken. Dit evenwicht mag niet worden verstoord. Het staken van de kerkrestauratie is technisch niet mogelijk, terwijl volledige ingebruikneming van de kerk pas zal kunnen plaats vin den nadat ook het onderste torenvierkant is hersteld. Het thans bereikte tempo zal bij een naderende onderbreking geleidelijk aan moe ten worden verminderd, hetgeen ook extra kosten veroorzaakt, terwijl dan toch aan het 1e en het 2e vierkant uit veiligheidsoogpunt verschillende provisorische voorzieningen noodzakelijk zijn. Een niet in geld uit te drukken factor is dan tenslotte het belang dat de stad heeft bij een volledig gerestaureerde toren, waaraan bij deugdelijk normaal onderhoud de eerste honderd jaar geen extra zorg nodig zal zijn. Alles wijst er dus op dat de restauratie moet worden voortgezet en voltooid, en wel op zo kort mogelijke termijn, en dat het onverantwoord zou zijn het werk ontijdig te laten aflopen om dan later opnieuw te beginnen. Zowel bij de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen als bij het provinciaal bestuur zullen wij met het oog op de van die zijden te ontvangen subsidies de noodzaak om door te werken met klem van argu menten naar voren brengen, waarbij wij ons van een gelijke zienswijze en de nodige steun van monumentenzorg verzekerd weten. In de tot nu toe door voornoemde minister goedgekeurde plannen voor de eerste twee perioden draagt het rijk 50/1 der werkelijke kosten bij en de provincie I6fó (32/® van het rijkssubsidie), totaal dus 66fc. Door beperking van de voor monumentenrestau ratie op de rijksbegroting beschikbare middelen zijn evenwel de subsidieaanspraken der gemeente in de laatste jaren niet volledig gehonoreerd kunnen worden. Vermeld zij hier bij, dat de provincie zich bij de uitkering van het subsidie richt naar de betaling door het rijk. Zulks betekent dat de achterstallige bedragen door de gemeente voorgefinancierd moeten worden en dat de betreffende vorderingen op rijk en provincie in later jaren geleidelijk aangezuiverd worden. Wij hebben de stellige verwachting, dat ook voor deze etappe dezelfde overheids subsidies van respectievelijk 50/1 en 1 6/c verleend zullen worden, waarbij wij ten aanzien van de uitbetaling daarvan beslist geen optimistische verwachtingen koesteren. In de laatste jaren stelde het rijk maximaal 100.000,- per jaar beschikbaar, terwijl nu en dan tussentijds nog wel een gedeelte van de achterstand bij wijze van extra uitkering werd ingelopen. /- - Bij een jaarlijks te verwerken bedrag in de orde van grootte van 300.000,- is deze betaling weliswaar te krap, doch anderzijds mag dit naar onze mening om allerlei redenen niet leiden tot vertraging in het tempo dat thans gerealiseerd kan worden.Het door de vdórfinanciering optredende renteverlies blijkt bij globale berekening toch gecompenseerd te worden door de mindere kosten bij een kortere periode van uitvoering. Hoe het verloop der financiering van de van nu af tot 1964 te verwerken bedra gen zal zijn, vindt U aangegeven in bijgaand werk- en financieringsschema, waaruit wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 530