GEMEENTE BREDA
Bij volgno. 3 der agenda
Toelichting Behorende bij het voorstel van burge
meester en wethouders op de aanvrage ex artikel
72 van de lager onderwijswet 1920 (Bijlagen 1958,
no. 411
Op grond van artikel 73 van de lager onderwijswet 1920 moeten bij de aanvragen
voor beschikbaarstelling van gelden voor de stichting van een nieuwe school de navol
gende stukken worden overgelegd:
a. een verklaring, waaruit blijkt, dat de school zal worden bezocht door tenminste
125 leerlingen;
b. een verklaring waarbij het bestuur zich verbindt om een bedrag, gelijkstaande met
15g- der stichtingskosten, in de gemeentekas te storten;
c. een opgave van het aantal leerlingen voor wie het gebouw ruimte moet bieden, het
maximaal aantal leerlingen, dat per klas zal worden toegelaten en het aantal loka
len dat het gebouw zal bevatten;
d. een verklaring, waaruit blijkt, dat het schoolbestuur is aangesloten bij een groep
bijzondere scholen, welke een commissie van beroep hebben ingesteld.
ad a. Bij de beoordeling van de hierbedoelde verklaring moet volgens de jurisprudentie
rekening worden gehouden met het tijdstip waarop deze school redelijkerwijze
gereed zal kunnen zijn. Nu voor de realisatie nog geen verdere maatregelen
- zoals goedgekeurd schetsplan, grondoverdracht enz. - zijn getroffen, achten
wij het juist het hiervoor bedoelde tijdstip te stellen op 2 jaar na het raads
besluit tot verlening van medewerking, derhalve op 17 september 1960.
De ouderverklaring bevat de namen van 223 leerlingen, die de te bouwen
school zullen gaan bezoeken. Hiervan dienen te worden afgevoerd:
23 leerlingen, omdat deze kinderen 1 september 1958 in de 5e of 6e klas zitten
of de g.l.o.-school hebben verlaten en de school dus op de datum, dat deze
naar redelijkheid in gebruik kan worden genomen - zoals vernield 17 september