GEMEENTE BREDA Volgno. 31 der agenda Bijlagen 1958 no. 435 10 september 1958 P/12229 Voorstel van burgemeester en wethouders tot het treffen van enige salarisvoorzieningen met ingang van 1 april 1958, ten aanzien van I. de werklieden; II. de lagere en middelbare ambtenaren, op wie AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. de bezoldigingsregeling ambtenaren 1955 van van toepassing is; III. het beroepsbrandweerpersoneel. I, Werklieden Bij circulaire van 10 april 1958*) heeft de minister van binnenlandse zaken, bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie bekend gemaakt, dat op 1 januari 1958 in de rijksdienst een begin werd gemaakt met de toepassing van mo derne loonmethoden bij de bepaling van de lonen van de werklieden. Bij die onder delen, waar daartoe de nodige voor-bereiding heeft plaats gevonden, zal bij de waar dering van de functies van de rijkswerklieden gebruik worden gemaakt van de uit komsten van de op die functies toegepaste genormaliseerde methode voor werkclas- sificatie. Daarnaast zal voor het personeel, waarvoor de bezoldiging met behulp van werkclassificatie is vastgesteld, een voor elk onderdeel van de rijksdienst geëigend systeem van prestatiebeloning gelden. Te Uwer informatie volgt een uit eenzetting van de overwegingen, welke de regering tot haar besluit hebben geleid. Het beleid van de regering met betrekking tot de beloning van het overheids personeel, en met name die van de in toongroepen ingedeelde werklieden, is in de na-oorlogse tijd van geleide loonpolitiek er op gericht, de beloning van het over heidspersoneel zoveel doenlijk af te stemmen op die, welke in de particuliere sec tor geldt, waartoe de beloning in de metaalindustrie als norm is gesteld. Met in gang van 29 juli 1957 zijn de lonen van de volwassen rijkswerklieden vastgesteld op die, welke volgens de collectieve arbeidsovereenkomst in de metaalindustrie gel den. Een gelijkheid is derhalve verkregen in de aan de verschillende functiegroepen verbonden lonen; de overtuiging bestond echter niet, dat ook de indeling van deze functies op gelijke wijze geschiedde. Ongeacht de behoefte aan een zo juist moge lijke afstemming op de beloning in de particuliere sector zou er echter reeds op zich zelf aanleiding zijn tot hantering van een meer verantwoorde methode van waar dering, welke meer objectief de rangorde van de functies kan bepalen. In het ver leden werden de lonen van de werklieden immers voornamelijk bepaald naar de hoofd onderscheiding in ongeschoolden, geoefenden en geschoolden. Ten einde bij de overheid de individuele loonbepaling naar algemene normen te kunnen doorvoeren - een loonbepaling dus, welke mede rekening houdt met de wijze waarop de functie wordt uitgeoefend - is allereerst noodzakelijk, dat vastgesteld wordt, welke basisbeloning moet gelden voor de functie, wanneer deze wordt ver vuld op een wijze, welke aan redelijke minimum-eisen voldoet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 647