GEMEENTE BREDA
Volgno. 3 der agenda
Bijlagen 1958
no. 4
6 januari 1958
F'/2091 6
Voorstel van "burgemeester en wethouders tot het
waarborgen van rente en aflossing van een tweede
door het Diaconessenhuis te Breda te sluiten geld
lening ten behoeve van de bouw van let nieuwe Dia
conessenhuis
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Op 14 maart 1956 besloot Uw raad garant te zijn voor door de vereniging tot
stichting en instandhouding van een Diaconessenhuis te Breda te sluiten geldlenin
gen tot een maximum van 4.250.000,-. De garantie werd gegeven voor geldleningen
bestemd voor de financiering van de rendabele bouwkosten van het nieuwe ziekenhuis
complex in Boeimeer. De geldmiddelen welke zouden worden aangetrokken voor de fi
nanciering van de onrendabele bouw- en inrichtingskosten zouden op grond van de door
de ministers van sociale zaken en van financiën vastgestelde"richtlijnen voor de toe
passing van de financieringsregeling verpleeg- en behandelingsinrichtingen" door het
rijk worden gegarandeerd. De onrendabele bouwkosten werden bij beschikking van de
minister van sociale zaken en volksgezondheid d.d. 10 januari 1956 no. 18505 afd.
F.E.V. vastgesteld op/. 1.856.400,-.
Inmiddels is door het Diaconessenhuis voor een gedeelte van de rendabele bouw
kosten een geldlening gesloten van 4.000.000,-, waarvoor de gemeente garant ge
bleven is.
Bij de onderhandelingen van het Diaconessenhuis met de geldgever over een geld
lening met rijksgarantie t.b.v. de onrendabele bouwkosten werd van de zijde van de
geldgever de garantie van het rijk als onvoldoende afgewezen, omdat de ministers
deze slechts konden baseren op de wet, waarbij de rijksbegrotingsposten zijn vast
gesteld de geldgever was bereid de geldlening te verstrekken wanneer dit zou
gebeuren met een naar zijn mening juridisch voldoende gefundeerde rijks garantie °9
om deze tot stand te brengen zouden naar de mening van de geldgever de Staten-Gene
raal hiertoe moeten besluiten, maar de minister van sociale zaken en volksgezond
heid was niet bereid een voorstel terzake aan de Staten-Generaal te doen. Hierdoor
verviel de mogelijkheid van een geldlening met rechtstreekse rijksgarantie.
Het Diaconessenhuis verzocht hierna aan de gemeente ook garant te blijven voor
de geldlening voor de onrendabele stichtingskosten. De geldgever ging hiermee akkoord,
terwijl het rijk verklaarde zich achter de gemeente te zullen stellen door zich te
verbinden aan de gemeente terug te betalen, hetgeen de gemeente uit hoofde van die
garantie zou moeten voldoen.
Inmiddels is van regeringswege blijkens mededeling van de minister van sociale
zaken en volksgezondheid d.d. 12 augustus 1957 aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal besloten geen verdere toepassing meer te geven aan de financie
ringsregeling verpleeg- en .behandelingsinrichtingen en deze regeling te vervangen
door een nieuwe regeling welke alleen nog rijksgaranties kent en d.us geen bijdra
gen meer dit laatste op grond van het feit, dat de ziekenhuistarieven naar de
mening van de minister zodanig moeten worden verhoogd, dat de exploitatie rendabel
is.