Volgno. 32 der agenda -1- 5% vanaf het zevende kind te laten vallen, zodat vanaf het vierde kind een toelage van 4fc zou gelden. Uiteraard is onder het personeel het aantal gezinnen met vier, vijf of zes kinderen veel groter dan dat met zeven of meer kinderen, zodat de door de Kroon getroffen wijziging ook een aanzienlijk groter aantal uit de eerste dan uit de tweede groep treft. Spoedig nadat deze beslissing van de Kroon ons bereikt had, bleek ons, dat vanwege de algemene r.k. ambtenarenvereniging prijs werd gesteld op een ambte narenrechten jke tussenkomst. Tegen de betaling van de verminderde kindertoe lage ging een ambtenaar, bij deze organisatie aangesloten, dan ook in beroep, daarbij aanvoerende, dat de betaling van de lagere kindertoelage niet rechts geldig zou zijn, omdat zij steunde op een besluit van de Kroon, dat wegens for mele redenen (nl. afwijkingen van de in de ambtenarenwet hieromtrent voorgeschre ven procedure-voorschriften) rechtskracht zou missen. Ook al was het aan twijfel onderhevig, of dit beroep zou slagen, leek het ons aanvankelijk het beste de afloop er van af te wachten. Kadien heeft echter de commissie van overleg ons verzocht te willen bevorderen, dat de- door de Kroon gewijzigde verordening opnieuw zou worden veranderd, en wei door in d„eze verordening alsnog een kindertoelage op te nemen van 3>- voor de eerste drie kinderen en van Af- vanaf het vierde kind. Door overigens ook ten aanzien van de te stellen minima en maxima en de vaste toelage vanaf het vierde kind rekening te houden met de eerder door de minister naar voren gebrachte wensen, behoeft bij een dergelijk raadsbesluit een hernieuwd ingrijpen op grond van de ambtenarenwet 1929 niet gevreesd, te worden. Uw raad is bevoegd deze verandering aan te brengen, omdat de wijziging, welke de kroon in de gemeentelijke verordening heeft gebracht, op grond van artikel 126 van de ambtenarenwet 1929 wordt geacht gemaakt te zijn door het bevoegd gezag (in casus Uw raad), en Uw raad steeds de bevoegdheid heeft om de eigen regeling te wij zigen. Wij menen thans Uw raad in overweging te moeten geven overeenkomstig het hier- bijgaand ontwerp te besluiten, waarbij wij aantekenen, dat door deze ontwikkeling, het bij de ambtenarenrechter ingestelde beroep zijn betekenis verloor en door be trokkene daarom is ingetrokken. Burgemeester en wethouders van Breda, C.Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris. *)ligt ter visie in de raadzaal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 746