Uit vorenstaand overzicht blijkt, dat het basisbedrag van de algemene uitkering
voor Breda het gewogen gemiddelde van de groep van gemeenten cenadert. Het basis
bedrag van de belastinguitkering ligt echter aanmerkelijk achter bij het gemiddelde.
In totaal ligt de basis van de uitkeringen uit het gemeentefonds 6,62 beneden
het gemiddelde (exclusief Breda) hetgeen bij de huidige uitkeringspercentages een
lagere opbrengst betekent van rond 1.000.000,-.
Hierbij moet dan nog mede in aanmerking genomen worden de bijzondere situatie
waarin Breda verkeert. Door de abnormale snelle groe-i van de gemeente (vooral bevor
derd door de grenswijzigingen in het nabije verleden) is de outillage van het gemeen
telijk apparaat ver beneden de noodzakelijke capaciteit gebleven, terwijl daarnaast
het peil van het algemeen verzorgingsniveau nog is gebaseerd op de toestand vóór de
snelle ontwikkeling van de gemeente.
De opvoering van het verzorgingsniveau tot een peil aangepast aan de huidige groot
te van de stad moet nu geschieden in een tijd waarin het kostenpeil zeker het drievou
dige bedraagt van vóór 1940. In vergelijking tot gemeenten waar de groei meer ge
lijkmatig is verlopen en de aanpassing van de outillage geleidelijk kon geschieden
in een relatief goedkope tijd ligt Breda in een zeer ongunstige positie, waardoor de
behoefte aan dekkingsmiddelen boven het gemiddelde uitgaat.
In het hiervoor gegeven overzicht hebben wij tevens opgenomen de geraamde te
korten op de begrotingen 1958 en 1959 (van het laatste jaar voorzover thans bekend)
van de vermelde gemeenten. Uit dit overzicht blijkt, dat een tekort aan algemene
dekkingsmiddelen een vrij algemeen verschijnsel is, dat voortvloeit uit de onvol
doende regeling van de financiële verhouding.
Kan dus wat betreft Breda op zich gezien van een ongunstige situatie worden
gesproken met betrekking tot de financiële omstandigheden door de objectieve achter
stand in de hoogte van de uitkeringen en het verzorgingsniveau, in vergelijking met
andere gemeenten - welke ondanks de gunstige positie in alle opzichten geen sluitende
begroting kunnen opmaken - kan de financiële situatie van Breda zeker niet ongun
stig worden genoemd.
De opmerking "alhoewel scholenbouw en woningbouw voortgang vinden in beide
sectoren nog te weinig is kunnen geschieden hetgeen in nog sterker mate voor de
sportvelden geldt" kunnen wij onderschrijven.
Ondanks de remmende invloed van de investeringsvoorschriften en de financie
ringsmoeilijkheden blijven wij streven naar een spoedige realisering van deze - ook
naar onze mening - urgente voorzieningen.
De gemeenterekening 1957, zoals deze ons door de gemeente-ontvanger is aange
boden, vertoont een nadelig kassaldo van 521.337,17.
Rekening houdend met de nog te verhalen en te betalen posten bedraagt het net
to nadelig saldo van de dienst (dus exclusief de ontvangsten en betalingen over
vroegere dienstjaren, welke orden verantwoord op hoofdstuk I van de gewone dienst)
408.338,88.
Dit netto-resultaat is gunstig beïnvloed door toevallige baten, bijzondere dek
kingsmiddelen en door bijzondere omstandigheden achterwege gebleven of aanmerkelijk
lagere uitgaven.
Voor een juiste beoordeling van de resultaten van het jaar 1957, mede in ver
band met de toekomstige financiële ontwikkeling, moeten deze gunstige invloeden uit
de rekening worden geëlimineerd.
In dit verband kunnen worden genoemd;
1Toevallige baten
a. De opbrengst van de bijdragen van andere gemeenten ingevolge artikel 25 n.o.-
wet (lager n.o.) is gunstig beïnvloed door de afwerking van rekeningen van
n.o.-scholen over verschillende kalenderjaren (opbrengst ƒ.155.000,- raming
100.000,-). De bijdragen van andere gemeenten moeten worden verantwoord
in het dienstjaar waarin de rekening en verantwoording van de 11.0.-scholen
door de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen wordt goedgekeurd.
In de rekening 1357 zijn in verband hiermede verantwoord de bijdragen van an
dere gemeenten voor buitenleerlingen die in de jaren 1955 en 1956 scholen voor
lager nijverheidsonderwijs hebben bezocht.