GEMEENTE BREDA Volgno. 5 der agenda
Bijlagen 1958
no. 495
5 november 1958
V/15693
Voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van een verordening tot regeling van het
gebruik van gebouwen en hun aanhorigheden.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Zoals Uw college wellicht bekend is komt het de laatste tijd herhaaldelijk voor,
dat gebouwen en hun aanhorigheden worden gebruikt in strijd met het doel, waarvoor
zij zijn gebouwd. Zo worden gedeelten van w:onhuizen ingericht tot winkel of tot
verkoopgelegenheid van patates-frites e.d. en worden garages omgezet in dagwinkels
Gebeurt zulks in die gedeelten van de gemeente, waarvoor geen bijzondere stedebouw-
kundige regeling geldt, dan ontmoet dit veelal geen bezwaar, aangezien dit dan steae-
bouwkundig bezien niet veel hinder oplevert. Bovendien kan in meer ernstige gevallen
de hinderwet of de woonruimtewet worden gehanteerd, de laatste uiteraard alleen indien
woonruimte aan de bestemming wordt onttrokken en dan nog maar als deze ruimte vol
doende is om ten behoeve van de doelmatige verdeling van woonruimte te worden gevor
derd. Wordt er bovendien aan een pand verbouwd, dan kan toepassing van de bouwverorde
ning dikwijls onheil keren.
Anders li-^t de kwestie, wanneer een ongewenst gebruik van gebouwen plaats heeft
in een sector van de gemeente, waarvoor een uitbreidingsplan is vastgesteld of een
stedebouwkundige regeling als bedeeld, in artikel 43 der woningwet is getroffen.
Een uitbreidingsplan is zowel in stedebouwkundige als in economische zin zo zorg
vuldig mogelijk opgezet.Het komt ons voor, dat de door het uitbreidingsplan gescha
pen ordening zowel tijdens als na de realisatie daarvan dient te worden gehandhaafd-
en dat het niet juist is, dat deze ordening willekeurig kan worden verstoord door scha
delijke activiteiten.
In de diverse uitbreidingsplannen en verordeningen voor de bebouwde kom is de
situatie van de winkels of het winkelcentrum met zorg gekozen en aan de bebouwing
worden zware eisen gesteld, teneinde er van verzekerd, te zijn, dat de voorzieningen
van de sector op voldoend hoog niveau zullen kunnen worden gehandhaafd.
Gebruik van bepaalde gebouwen in strijd met de daaraan gegeven bestemming kan
het gevaar doen ontstaan, dat een woonwijk of buurt geheel gedeprecieerd wordt en
daardoor niet meer de functie kan vervullen, welke haar in het grote geheel is toe
gedacht. Zeer ingrijpende saneringsmaatregelen zijn dan nodig, doch zelden uitvoer
baar, om algeheel verval te voorkomen.
Hierbij komt nog, dat degenen, die zich in een bepaalde wijk met een winkel
hebben gevestigd, zich aanzienlijke offers hebben moeten getroosten, doch dat hebben
gedaan met een ontwikkeling voor ogen, zoals het stedebouwkundig plan aangeeft.
Indien zich nu in daarvoor niet bestemde belangrijk goedkopere bebouwing, b.v.
in garages, winkels en bedrijfjes gaan vestigen, welke aanzienlijk minder bedrijfson-
kosten hebben, xtfordt niet alleen de rechtszekerheid geschaad., maar word.t ook de
structuur van de woonwijk in gevaar gebracht, doordat de ontwikkeling van de winkel
voorziening op het gewenste niveau wordt bedreigd.