GEMEENTE BREDA
Bij volgno. 5 der agenda
De raad der gemeente Bréda
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 november 1958,
no. V/15693;
gelet op artikel 1S3 der gemeentewet;
gehoord de commissie voor de strafverordeningen;
BEEFT BESLOTEN
vast te stellen de navolgende verordening tot regeling van het gebruik van gebouwen
en hun aanhorigheden.
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder
"plan van uitbreiding" een plan van uitbreiding genoemd in artikel 36, lid 1 of lid 3
der woningwet, alsmede een plan tot herziening van een plan van uitbreiding en 'een in
voorbereiding zijnd plan van uitbreiding, nadat dit in ontwerp ingevolge artikel 57,
lid 2, der woningwet, ter inzage is gelegd;
"regeling bebouwde kom", respectievelijk "regeling": voorschriften, als bedoeld in ar
tikel 43 der woningwet, alsmede een herziening van zulke voorschriften en een in voor
bereiding zijnde regeling bebouwde kom, nadat deze in ontwerp, ingevolge art. 43,
jo. art. 37, 2e lid, der woningwet ter inzage is gelegd;
"bestemming": een bestemming bedoeld in artikel 36, lid 1 of lid 3 der woningwet als
mede een nog niet van kracht zijnde bestemming, welke deel uitmaakt van een in voorbe
reiding zijnd plan van uitbreiding;
"aard en "gebruik": een aard en een gebruik bedoeld in artikel 43 der woningwet, als
mede nog niet van kracht zijnde bepalingen, betreffende de aard van gebouwen en het
gebruik van gronden, welke deel uitmaken van een ter visie liggende regeling bebouwde
kom;
"aa horigheden"de bij een gebouw behorende, aan het gebruik daarvan dienstbare
grond met hetgeen zich daarop en daarin bevindt.
Artikel 2
Het is verboden gebouwen en hun aanhorigheden, welke zijn gelegen in een gebied,
waarvoor een plan van uitbreiding of een regeling bebouwde kom geldt, te gebruiken,
in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de
uit dat plan of uit die regeling voortvloeiende bestemming van die gebouwen en hun
aanhorigheden, resp. aard van die gebouwen en gebruik van de daarbij betrokken gron
den, nad.at de bij bedoeld plan aan de grond gegeven bestemming of bij bedoelde rege
ling aangewezen aard van de gebouwen en gebruik van gronden is verwezenlijkt.
Artikel 5
1Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het in ar
tikel 2 gestelde verbod.
2. Zij kunnen aan een vrijstelling een of meer voorwaarden verbinden, welke echter
alleen mogen strekken ter bescherming van de belangen, beoogd met de bepalingen
waarvan vrijstelling wordt verleend.
3. Zij kunnen een verleende vrijstelling intrekken, indien aan een of meer der daar
aan verbonden voorwaarden niet wordt voldaan.
Artikel 4
Het in artikel 2 gestelde verbod geldt niet voor gebouwen en hun aanhorigheden,
welke op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening worden gebruikt
anders dan overeenkomend met de uit het plan van uitbreiding of uit de regeling bebouw
de kom voortvloeiende bestemming van die gebouwen en hun aanhorigheden, resp. aard
van de gebouwen en gebruik van gronden, zolang aan eerstgenoemd gebruik geen einde