Volgno. 3k der De heer Quadekker zegt het volgende; Wanneer ik juist geïnformeerd ben, heb ben burgemeester en wethouders een schrij ven doen uitgaan aan de besturen der lage re scholen te Breda, welke brief in af schrift gezonden is aan de hoofden dier lagere scholen. Hierin wordt het probleem behandeld van het gevaar, welke de school jeugd loopt,bij het aan- en uitgaan der scholen in verband met het verkeer en hierbij wordt een oplossing aan de hand gedaan. Hu zijn mijn vragen deze; 1Achten burgemeester en wethouders het juist, door de ontoereikende sterkte van het politiekorps, de verantwoor delijkheid van de overheid af te wen telen op de leerkrachten, daar het in gaan op de suggestie van burgemeester en wethouders hiervan de logische con sequentie is Zijn burgemeester en wethouders niet van mening,dat speciaal tussen de middag, de beschikbare vrije tijd der leerkrachten onvoldoende is om zich hiermede intensief te belasten, afgezien nog van de onmogelijkheid om vrouwelijke religieuze leerkrachten dit te laten doen 2. Is nu, bij het signaleren door burge meester en wethouders zelve van het bestaande gevaar, niet de tijd geko men om ook te Breda,evenals dit elders met succes is geschied,jeugdverkeers- brigades (zgn.klaarovers) te laten op leiden om de bedoelde gevaren te ver minderen, hetgeen beter lijkt dan met alles afhankelijk te moeten zijn van de medewerking van onvoorbereide per sonen, welke door zeer vele omstandig heden dikwijls deze medewerking niet regelmatig kunnen geven snda De steeds toenemende verkeersintensiteit enerzijds en het gebrek aan voorzichtigheid, waarmee vele schoolkinderen zich, in het bijzonder na het uitgaan der scholen,in het verkeer plegen te begeven anderzijds,dwin gen tot bezinning op verhoging van de be veiliging van schoolkinderen in het verkeer. Een alleszins doelmatig toezicht zou uiter aard gewaarborgd zijn, indien het door po- litie-personeel uitgeoefend zou worden; in verband met de weinig omvangrijke z.g. vast gestelde sterkte van het plaatselijk politie korps blijkt het uitgesloten het toezicht op oversteekgelegenheden e.d. bij scholen geheel door politie-personeel te doen uit oefenen. De idee het toezicht over te laten aan jeugdverkeersbrigadiertjes ontmoet bij ons ernstige bedenkingen,waar de aan een dergelijke taak verbonden verantwoordelijk heid ons voor kinderen al te zwaar voorkomt. Het verzekeren van een voor schoolkin deren veilige situatie door het vaststellen van verkeersmaatregelen en het doen plaat sen van verkeersborden lijkt ons,alleen al omdat vele schoolkinderen die maatregelen en borden nogal eens veron-achtzamen, een utopie. Hoewel wij er begrip voor hebben,dat het voor leerkrachten niet steeds aantrek kelijk zal zijn enig toezicht als bovenbe doeld uit te oefenen, hebben wij, in de overtuiging, dat de veiligheid van school kinderen ook de leerkrachten zeer ter harte gaat, en bij gebreke aan een andere doel treffende oplossing,gemeend, niet te mogen nalaten de schoolbesturen te verzoeken te bevorderen, dat bij het uitgaan der scholen door leerkrachten toegezien wordt op de wij ze waarop de kinderen zich in het verkeer begeven. ¥aa.r wij een verzoek in deze geest uitsluitend tot de schoolbesturen van lage re- en kleuterscholen gericht hebben, ver wachten wij niet, dat door de betrokken leerkrachten in redelijkheid gesteld zal worden, dat de speciaal tussen de middag beschikbare vrije tijd onvoldoende is om zich met het bovenbedoelde toezicht te be lasten. De heer Van Pui11 vraagt of er een moge lijkheid is het trottoir liggende aan de westzijde van het Plancïusplein door te trekken tot aan de Willem Barendszstraat. Dit voorkomt dat de voetgangers zich op de rijweg moeten begeven. Tot de aanleg van het onderhavige trottoir werd bereids opdracht verstrekt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 894