Bij volno.13 der agenda Subsidieregeling ten behoeve van organen van samenwerking voor het maatschappelijk werk en ten behoeve van organen van het uitvoerend algemeen maatschappelijk werk. Artikel 1 Aan instellingen of organisaties werkzaam op het gebied van het algemeen maatschap pelijk werk, kan een subsidie worden toegekend, met inachtneming van de volgende bepalingen en voorschriften. Artikel 2. Onder samenwerking op het terrein van maatschappelijk werk en onder uitvoerend al gemeen maatschappelijk werk en onder de verdere omschrijving van begrippen, wordt datgene begrepen wat hierover in de art.4 genoemde richtlijnen is neergelegd. Artikel 3. Subsidie wordt verleend, indien en voorzover: A. a. de instelling in Breda gevestigd en aldaar werkzaam is; b. de instelling als orgaan van samenwerking voor het maatschappelijk werk of/en als orgaan van het uitvoerend maatschappelijk werk door de raad van de gemeen te Breda erkend is; c. de instelling in beginsel bereid is in de desbetreffende organen van coördina tie en overleg samen te werken met organen op een andere grondslag en met de overheid; d. de instelling niet uit anderen hoofde een gemeentelijk subsidie ontvangt; e. de eigen inkomsten onvoldoende zijn om het werk te bekostigen. B. a. het financieel-administratief beleid van de instellingen aan door burgemeeste en wethouders te stellen eisen voldoet; b. jaarlijks - vóór 1 mei - aan burgemeester en wethouders worden ingezonden: 1. een rekening en verantwoording van het afgelopen jaar, welke is opgemaakt door een accountant, door het bestuur benoemcj/fcij een besluit, dat de goed keuring van burgemeester en wethouders behoeft; 2. een verslag van werkzaamheden over het afgelopen jaar; 3. een begroting van het daarop volgende jaar. c. burgemeester en wethouders instemmen, met de door de instelling ingezonden begroting en rekening; d. op de gemeentebegroting voldoende gelden zijn uitgetrokken en de vereiste goedkeuring hierop is verkregen;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 922