GEMEENTE BREDA
volgno. 14 der agend;
bijlagen 1958
no560
12 december 1958
OS/19596
Voorstel van burgemeester en wethouders tot vast
stelling van een gemeentelijke regeling voor de
subsidiëring van de instellingen voor gezinszorg.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Met ingang van 1 januari 1958 werd de "subsidieregeling gezinsverzorging en
gezinshulp 1955" door de minister van maatschappelijk werk ingetrokken en vervangen
door de "subsidieregeling gezinsverzorging en gezinshulp 1958". Een van de belangrij
ke wijzigingen in deze regeling wordt gevormd door de mogelijkheid tot het verlenen
van gezinsverzorging en gezinshulp aan bejaarden en chronische zieken. Het is thans
mogelijk dat het werk van krachten, die niet de gehele dag of slechts meerdere uren
per week in dienst zijn, voor subsidie in aanmerking worden gebracht. Een tweede
belangrijke wijziging betreft de subsidiepercentages, die voor het werk van de ge
zinsverzorging verho»gd zijn van 25 tot 30 procent en voor het werk van de gezins
hulpen van 20 tot 25 procent. In de nieuwe regeling zijn tevens bepalingen opgenomen
over minimum en maximum salarissen, die vroeger ontbraken. Het rijkssubsidie wordt
slechts toegekend onder voorwaarde dat de betreffende gemeente dezelfde percentages
dan wel hogere percentages bijdraa-gt.
Bij raadsbesluit van 15 januari 1955 (bijlagen no. 286) besloot Uw raad aan de
in Breda werkzame instellingen, welke gezinszorg uitoefenen, nl. de stichting katho
lieke maatschappelijke gezinszorg en de interkerkelijke stichting voor protestantse
gezinsverzorging, afd. gezinszorg, een jaarlijkse subsidie te verlenen tot een ge
lijk bedrag als het rijk op grond van de "subsidieregeling gezinsverzorging en ge
zinshulp 1955" ter beschikking zou stellen. Ons college is van oordeel, dat het
aanbeveling verdient met ingang van 1 januari 1958 de gemeentelijke regeling aan te
passen aan de nieuwe rijksregeling.
De stichting katholieke maatschappelijke gezinszorg Breda werd in het verleden
noch door het rijk noch door de gemeente gesubsidieerd in de kosten van leiding,
omdat de leidster van de gezinsverzorgsters en de gezinshelpsters niet in het bezit
was van een zodanig diploma als de rijksregeling 1955 voorschreef. De regeling 1958
opent de mogelijkheid deze leidster ondanks het ontbreken van het vereiste diploma
voor subsidie in aanmerking te brengen. Ons college pleegt hierover overleg met het
ministerie van maatschappelijk werk. Daar de leidster van deze instelling bewezen
heeft dat zij in staat is leiding te geven en daar het zeer moeilijk is goede lei
ding te vinden, achten wij het verantwoord Uw raad voor te stellen voor 1958 de
kosten van deze leiding van gemeentewege voor subsidie in aanmerking te brengen en
indien van het rijk geen subsidie verkregen zal worden, het gemeentelijk percentage
te verhogen met het rijkspercentage. Ook voor 1957 stellen wij U voor op dezelfde
wijze de leiding subsidiabel te verklaren, waardoor een sluitende rekening voor
dat jaar veriaregen kan worden.