Volgno. 42 der agenda deelnemer al dan niet meer bedraagt dan 7.000,-. Aan dit onderscheid ligt de gedachte ten grondslag, dat het voor de lager bezoldigden moeilijker is tot sparen te komen en derhalve in bijzondere mate hiertoe gestimuleerd dient te worden. Gaarne zullen wij vanaf 1959 de bezitsvorming onder het gemeentepersoneel bevorderen middels een premie-spaarregeling. Daarbij stuiten wij echter op de moei lijkheid, dat de vaststelling van een dergelijke voorziening thans nog niet goed mogelijk is. De definitieve regeling, welke voor het rijkspersoneel zal gelden, is steeds nog niet bekend, terwijl kennisname daarvan voor de gemeente van belang is te achten voor de uitwerking van de gemeentelijke regeling', onder meer omdat ook de par ticuliere spaarbanken hierbij betrokken zullen zijn en deze op zekere uniformiteit in uitvoeringsvoorschriften prijs zullen stellen. Bovendien is het thans nog niet duidelijk in hoeverre afwijking van de gegeven normen mogelijk zal zijn. Een dergelijke afwijking zou ons gewenst voorkomen voor eerst ten aanzien van de gestelde weistandsgrens in verband met de hoogte van de pre mie, waarbij uitsluitend met de hoogte van de wedde rekening is gehouden, terwijl naar onze mening ook de gezinssamenstelling van betekenende invloed is op de spaarcapaci- teit. Daarnaast zouden wij ook in de nieuwe regeling willen behouden de goede werking, welke is uitgegaan van de eenvoudige bedrijfsspaarregeling, welke sinds 1950 in de gemeente bestaat, waarbij een kleine premie werd toegekend voor degenen, die regelmatig sparen, ook indien die spaarbankinlagen binnen 5 jaar werden opgenomen. Onze gedachten gaan er daarom thans naar uit, dat Uw raad bereid zal zijn ten behoeve van de premie-spaarregeling voor het gemeentepersoneel een krediet beschik baar te stellen en ons daarnaast te machtigen voor 1959 een voorlopige regeling te treffen, bij de totstandkoming waarvan op soepele wijze met de toezichthoudende or ganen kan worden overlegd. Als over ongeveer een jaar omtrent de blijvende opzet een beslissing kan worden genomen, zal Uw raad worden voorgesteld een regeling vast te stellen. Het is thans nog niet mogelijk een nauwkeurige raming te maken van de kosten, welke voor de gemeente aan de premie-spaarregeling verbonden zullen zijn. Uitgaan de van bepaalde schattingen, welke door de regering zijn gemaakt ten aanzien van de hieraan verbonden uitgaven voor het rijkspersoneel, zouden deze kosten voor de ge meente wellicht komen te liggen op een jaarlijks bedrag van ongeveer 52.000,-, zijnd.e nog geen 0,75 van de salarissen en lonen. Deze kosten zullen echter eerst tot een dergelijke hoogte stijgen, als de spaarregeling vijf jaar heeft gewerkt en derhalve de op de spaarbanken ingelegde bedragen vijf jaar hebben uitgestaan. Aan de hand van dezelfde schattingen zouden wij voor het gehele gemeentepersoneel de kosten voor 1959 kunnen stellen op 3.000,-. Wij verzoeken U een krediet tot dit bedrag beschikbaar te willen stellen, door de uitgavepost no, 44 van hoofdstuk II d.er begroting (regeling inzake bedrijfssparen) met dit bedrag te verhogen en ons machtiging te verlenen voor 1959 spaarpremies toe te kennen naar door ons college op te stellen regelen, gehoord de commissie van overleg. Volledigheidshalve tekenen wij hierbij aan, dat een gedeelte van genoemd bedrag van 3.000,- mettertijd op de begrotingen der bedrijven zal komen te druk ken. Burgemeester en wethouders van Breda, C. Kortmann burgemeester. Van Woensel secretaris. ligt ter visie in de raadzaal.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 992