GEMEENTE BREDA
Volgno. 7 der agenda
Bijlagen 1959
no, 5
7 januari 1959
V/513
Nader voorstel van burgemeester en wethouders
met betrekking tot vaststelling van een verorde
ning tot regeling van het gebruik van gebouwen
en hun aanhorigheden.
AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA.
Bij de behandeling in de afdeling voor de juridische zaken van ons voorstel d.d. 5
november 1958, no. V"/15693 tot vaststelling van een verorde ling tot regeling van het ge
bruik van gebouwen en hun aanhorigheden werd de wens geuit, dat de zogenaamde vrije be
roepen van de toepassing van deze verordening zouden worden uitgesloten. Deze gedachte
kwam voort uit de overweging dat de vestiging van beoefenaars van vrije beroepen
het karakter, dat aan een bepaalde wijk wordt gegeven, niet aantast, terwijl dit bij
vestiging van kleine bedrijven wel het geval is. Voorts werd de suggestie gedaan om voor
de omschrijving van laatstgenoemde bedrijven aansluiting te zoeken bij de "vestigingswet
1954" door de verordening van toepassing te doen zijn op bedrijven, waarvoor op grond
van die wet een vestigingsbesluit is of kan worden genomen.
Wij hebben aanleiding gevonden aan de wens van genoemde afdeling tegemoet te ko
men en wel in deze zin, dat xfij voorstellen artikel 2 van de U toegezonden ontwerp-ver-
ordening te wijzigen als volgt:
"Het is verboden gebouwen en hun aanhorigheden, welke zijn gelegen in een gebied, waar
door een plan van uitbreiding of een regeling bebouwde kom geldt ten behoeve van een
"inrichting in de zin van de vestigingswet bedrijven 1954 te gebruiken, in gebruik te
"geven of te laten gebruiken, indien dat gebruik in strijd is met de uit dat plan of uit
"die regeling voortvloeiende bestemming van die gebouwen en hun aanhorigheden resp. aard
"van die gebouwen en gebruik van de daarbij behorende gronden, nadat de bij bedoeld plan
"aan de grond gegeven bestemming of bij bedoelde regeling aangewezen aard van de gebouwen
en gebruik van de gronden is verwezenlijkt."
Door deze redactie wordt de moeilijkheid omzeild, welke wordt opgeroepen, indien de
verordening uitdrukkelijk niet van toepassing wordt verklaard op de "vrije beroepen",
welk begrip naar onze mening te vaag is om in een verordening te worden gebruikt.
Anderzijds wordt door te spreken van "inrichting in de zin van de vestigingswet be
drijven 1954" een redactie verkregen, waardoor het kleinhandels- of ambachtsbedrijf of
het hotel-café of restaurantbedrijf alsmede eventuele andere bedrijven, doch zeker niet
de vrije beroepen, onder de werking van de verordening worden gebracht.
Wij stellen nader voor de ontwerp-verordening vast te stellen met inachtneming van
het hiervoor gestelde inzake artikel 2.
De afdeling voor de juridische zaken gaat met ons voorstel d.d. 5 november 1958,
zoals dit is gewijzigd in vorenstaande zin, akkoord.
Burgemeester en wethouders van Breda.
C. Kortmann burgemeester.
Van Woensel
secretaris.