Bij volgno, 11 der agenda
-2-
Ad. 1
Voor het wezen en karakter van een school voor kinderen met leer- en opvoedings
moeilijkheden mogen wij U kortheidshalve verwijzen naar de toelichting welke door
het stichtingsbestuur op de aanvrage is gegeven.
Ad. 2
De door het schoolbestuur overgelegde verklaring, dat de school door tenminste
44 leerlingen zal worden bezocht, is niet gestaafd met de handtekeningen van de ouders
der toe te laten kinderen. Zoals uit de toelichting op het verzoek blijkt, wordt geen
kind als leerling tot de onderhavige school toegelaten, dan na onderzoek door een
commissie, bestaande uit het hoofd der school, een psychiater en een psycholoog.
Het is verklaarbaar, dat zolang dit onderzoek nog niet heeft plaats gehad, de ouders
niet bereid zijn, positief te verklaren, dat hun kind de school zal gaan bezoeken.
Overigens is niet wettelijk voorgeschreven, dat de verklaring van het schoolbe
stuur met ouderverklaringen moet worden gestaafd; uit de jurisprudentie op artikel 73
van de lager onderwijswet blijkt echter, dat ouderverklaringen in de regel als enig
juiste vorm tot staving van de verklaring van het schoolbestuur moet worden gerekend.
De Kroon overwoog echter in zijn besluit van 10 maart 1949» no.7, dat dit geens
zins uitsluit, dat in bijzondere gevallen, in verband .net andere zakelijke gegevens,
welke aan het gemeentebestuur bekend zijn, of bekend moeten zijn, een verklaring
voldoende bewijskracht kan hebben, ook indien zij geen namen en adressen van aan
staande leerlingen vermeldt.
Gezien het feit, dat de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen zich
bereid heeft verklaard voor de te stichten school de rijksbijdrage te verlenen en
met in achtneming van de op het punt der ouderverklaringen bestaande jurisprudentie,
zijn wij van oordeel, dat met de overgelegde stukken genoegen kan worden genomen.
Uit het schrijven van de hoofdinspecteur van het buitengewoon lager onderwijs
d.d. 17 februari 1959, hetwelk voor Uw raad ter inzage ligt, moge blijken, dat mag
worden verwacht dat een r.k.school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden
in Breda levensvatbaarheid zal bezitten, aangezien 1?» van de g.l.o.-leerlingen
(14.000) geacht kan worden in aanmerking te komen voor plaatsing op een school/Voor
kinderen met leer— en opvoedingsmoeilijkheden.
De sub 3, 4, 5 en 6 genoemde verklaringen voldoen aan de daaraan te stellen eisen.