BEZOLDIGIrTGSREGELIïTG VAKONDERWIJS 1959
Bij volgno. 28 der agenda
Artikel 1
Vakonderwijzer in de zin van deze verordening is de onderwijzer, die uitslui
tend is belast met het geven van onderwijs in een of meer der vakken, in artikel
2 onder h tot en met x van de lager onderwijswet 1920 vermeld, aan een openbare
school voor gewoon, voortgezet gewoon of uitgebreid lager onderwijs.
Artikel 2
Burgemeester en wethouders regelen het salaris van de vakonderwijzer met in
achtneming van de in artikel 31 van de lager onderwijswet 1S2C bedoelde algemene
maatregel van bestuur en overeenkomstig de normen van de minister van binnenlandse
zaken, bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
Artikel 3
1Indien een vakonderwijzer in het bezit is van meer dan één akte van bekwaam
heid voor het door hem onderwezen vak, wordt zijn salaris berekend naar de hoogste
daarvan, welke in de in artikel 2 bedoelde regeling is opgenomen.
2. De vakonderwijzer geniet geen bezoldiging of toelage voor het bezit van
akten voor vakken, waarin hij geen onderwijs geeft.
Artikel 4
1. Voor de berekening van de salarisanciënniteit telt mede;
a. de diensttijd als onderwijzer en als vakonderwijzer, voor zover deze
ingevolge of overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V van bijlage G van het bezol
digingsbesluit burgerlijke rij les ambtenaren 1943 medetelt voor salarisanciënniteit;
b. de diensttijd als leraar aan scholen voor voorbereidend hoger, middel
baar en nijverheidsonderwijsvoor zover deze bij de berekening van het salaris in
een betrekking bij dat onderwijs medetelt;
2. Diensttijd gelijktijdig in meer dan één betrekking doorgebracht, telt
slechts eenmaal mede.
Artikel 5
1De verhoging van het salaris wegens het behalen van een hogere bevoegd
heid gaat in met de eerste dag der maand --T arin de hogere bevoegdheid is behaald.
2. De periodieke verhogingen gaan in met de eerste dag der maand waarin het
gevorderd aantal dienstjaren wordt bereikt.
Artikel 6
1Lestijden van langere of kortere duur dan zestig minuten worden omgerekend
tot lestijden van zestig minuten.
2. Voor de berekening van het salaris over een gedeelte van een jaar, wordt
het jaar op 360 en de maand op 30 dagen gesteld.
3. Bij overlijden wordt de wedde uitbetaald tot en met de dag van overlijden.
Artikel 7
1Het aantal lesuren, dat in aanmerking komt voor de berekening van het
salaris van een in vaste dienst aangestelde vakonderwijzer, daalt - tenzij met
zijn toestemming - niet beneden het hoogste minimum aantal lessen door hem in
enig vier achtereenvolgende schooljaren omvattend tijdvak gegeven.Indien hij ech
ter gedurende enig volgend tijdvak van vier achtereenvolgende schooljaren minder
dan drievierde gedeelte van dit aantal lessen heeft gegeven, wordt zijn salaris