Tolgno. 12 der agenda -
Ad b. De aannemingssom wordt naast de situatie op de bouwmarkt welke uiteraard weinig
te beïnvloeden is, in belangrijke mate bepaald door de grootte en de afwer
king van de woningen. Het woonpeil moet voldoen aan de "Voorschriften en wenken
voor het ontwerpen van woningen", vastgesteld bij de beschikking van de minis
ter van wederopbouw en volkshuisvesting d.d. 17 februari 1951 en sedertdien
enkele malen gewijzigd. Het betreffende ministerie heeft voorts bij circulaire
van 3 augustus 1955 voor woningwetwoningen nog nadere richtlijnen te dezen aan
zien gegeven. De bouwplannen behoren dus in het algemeen op alle punten aan
genoemde voorschriften te voldoen, terwijl de financiële steun van het rijk is
gebaseerd op een bouwwijze, waarbij constructie en afwerking een verantwoord
doch sober karakter dragen.
Met uitzondering van de in 1947, 1948 en 1949 gebouwde woningwetwoningen
strookt het gemiddelde niveau van de gestichte en nog in uitvoering zijnde wo
ningen wel met de van hogerhand vastgestelde voorschriften. Lagere bouwkosten
zouden kunnen worden bereikt, indien van rijkswege toestemming zou worden ver
leend om de toch al minimum eisen nog lager te stellen. Wij betwijfelen of
zulks mogelijk en wenselijk is.
Dat publieke aanbesteding momenteel een voordeliger prijs zal opleveren
kan niet worden gezegd, zeker niet nu de ervaring in het vorig jaar anders
heeft geleerd.
In april 1958 werd door middel van een open begroting de bouwprijs van een
complex Vein 160 woningen vastgesteld. Deze bouwsom voldeed aan de curveprijs
van het rijk, zodat van die zijde met het plan en de aanneemsom akkoord werd
gegaan.
Daarentegen lag de laagste inschrijfsom bij de aanbesteding van 25 wonin
gen in oktober 1958 zodanig te hoog, dat deze met ruim 20.000,- moest worden
teruggebracht om voor woningwetsteun in aanmerking te komen.
Ad c. Het architectenhonorarium zou tot de helft kunnen worden gereduceerd, indien
een plan door het bedrijf van openbare werken wordt uitgewerkt.
Ad d. Op de kosten van dit noodzakelijk en om praktische redenen niet te verminderen
toezicht kan hoegenaamd niet worden bezuinigd.
Ad e. De post "onvoerziene uitgaven" is bedoeld voor de aanbestedingskosten, leges
bouwergunning, extra lichtdrukken, grondboringen enz..Hierop kan vrijwel
niet worden bezuinigd, terwijl overigens deze rubriek in het totaal der stich-
tingskosten niet van betekenis is.
Ad f en g. In de aansluitkosten en het renteverlies tijdens de bouw zit evenmin enige
speling om daarmede de stichtingskosten te beperken.
Resumerende zouden de mogelijkheden om door verlaging der stichtingskosten of
anderszins woningen met een lagere huur, mede bestemd voor het verplaatsen van krot
bewoners, te krijgen, slechts te vinden zijn in:
1. het bouwen van woningen op goedkope grond;
2. hiervoor terrein te bestemmen, waarvan de vaste grond hoog is gelegen, zodat de
funderingsaanleg en de grondwerken zo voordelig mogelijk kunnen zijn;
3. de architectuur der woningen zo eenvoudig mogelijk te houden;
4. aan het rijk te verzoeken de jaarlijkse bijdragen in belangrijke mate te verhogen.
Wij achten de maatregelen sub 1 t/m 3 van geringe invloed op de totale stichtings
kosten en de huurprijzen, en die vermeld onder 4 beslist illusoir.
Onze conclusie is derhalve, dat momenteel het bouwen van woningen in nog lagere
huurklasse praktisch onuitvoerbaar is doch dat anderzijds de huurprijzen van de in de
laatste tijd gestichte complexen naar onze mening nog zeer redelijk zijn.
Als voorbeeld mogen wij noemen de 268 woningen in het Brabantpark, de 160 wonin
gen in het uitbreidingsplan Blauwe Kei en de galerijwoningen respectievelijk
162 aan de Lage ICant en 168 in Boeimeer N.W.
Voor deze woningen variëren de huren globaal genomen tussen 10,- en 14,- per
week, terwijl zij aanvankelijk buiten de algemene huurverhoging zullen vallen. Het
wil ons voorkomen, dat deze huren ook nog door gezinnen met betrekkelijk geringe
financiële draagkracht kunnen worden opgebracht. Daarnaast betwijfelen wij, of het