GEMEENTE BREDA Bijlagan 1953 no. 347 F/10320 28 juli 1959 1 ota van aanbieding van de gemeentebegroting c.a. voor het dienstjaar 1960. AAN DE RAAD DER GEMEENTE BREDA. Hierbij worden IJ ter vaststelling aangeboden de ontwerp-begroting voor het dienstjaar 1960 van de algemene dienst, alsmede die van de takken van dienst ten aanzien waarvan artikel 252 van de gemeentewet is toegepast. De begroting van de burgerlijke instel ling voor maatschappelijke zorg voor het jaar 1960 wordt ter goedkeuring aangeboden. Het begrotingsbeeld 1959 werd beheerst door de onzekerheid over de financiële toestand van de gemeente d.oor.het ontbreken van enig uitzicht op de definitieve oplossing van liet zo belangrijke vraagstuk van de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeen ten, doch de verwachting was gerechtvaardigd, dat deze onzekerheid vrij spoedig in de loop van het jaar 1959 zou worden opgeheven. Het uitzicht op de definitieve regeling is thans inderdaad verkregen door de indiening op 10 april 1959 bij de Staten G-eneraal van het wetsontwerp "Financiële verhoud-ingswet 1959". De onzekerheid over de financiële situatie is gebleven, omdat het wetsontwerp onvoldoende inzicht geeft in de financiële mogelijkheden en door de teleurstellend te noemen algemene indruk van het ingediende wetsontwerp. De oplossing van de financiële moeilijkheden, waarin een groot aantal gemeenten verkeert, is naar onze mening slechts mogelijk door objectivering van de normen voor de uitkeringen uit het gemeentefonds, waarvan alleen resultaat te verwachten is, indien dit tevens ge paard gaat met een verruiming van d.e middelen van de gemeenten, hetzij door een ruimer aand„eel van het gemeentefonds in de rijksbelastingen, hetzij door uitbreiding van het eigen plaatselijk belastinggebied. Konden aan de hand van de door de commissie Oud ontworpen regeling bepaalde verwachtin gen worden uitgesproken,het thans ingediend wetsontwerp biedt op dit belangrijke punt weinig uitzicht. Weliswaar is in het wetsontwerp gestreefd naar objectivering van de normen - voor zover thans beoordeeld kan worden met succes - aan de complementaire eis, de verruiming van de middelen van de gemeenten, wordt voorbijgegaan. Haar onze mening kan de thans voorgestelde regeling nauwelijks de naam "definitief" dra gen, omdat door het ontbreken van de mogelijkheid tot verruiming van de middelen van de gemeenten reeds bij voorbaat kan worden aangenomen, dat voor een groot deel van de ge meenten geen oplossing wordt verkregen. Het gevolg hiervan moet zijn dat, op dezelfde Algemeen l

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 512