Financiële verhouding tussen rij k en gemeenuen
Subjectieve verhoging 1958
De begroting voor het dienstjaar 1953 was oorspronkelijk sluitend geraamd met een be
drag van 5.128.312,- voor subjectieve verhoging van het basisbedrag van de algemene
uitkering, waarvoor een verzoek werd ingediend.
Naar aanleiding van de nota van aanmerkingen op deze begroting van gedeputeerde staten
zijn bij de 103e wijziging een aantal wijzigingen in deze begroting aangebracht, welke
resulteerden in een -verlaging-van het geraamde nadelig saldo met 1.072.927,- tot
2.055.385,-.
De definitieve beslissing op het verzoek om subjectieve verhoging is nog niet ontvangen.
Zoals wij U reeds in ons schrijven van 8 juli 1959 mededeelden (bijlagen 1959, no, 354)
zal de subjectieve verhoging 1958 vermoedelijk beperkt blijven tot een bedrag van 1,61
per inwoner, hetgeen bij het huidig uitkeringspercentage neerkomt op een hogere op
brengst van de algemene uitkering van 250.000,-.
De definitieve resultaten van de dienst 1958 zijn thans nog niet bekend (de dienst 1958
is eerst op 30 juni 1959 afgesloten)Aan de hand van de beschikbare gegevens verwach
ten wij, dat het tekort van de begroting, na de nota van aanmerkingen van gedeputeerde
staten 2.000. 000,-, in feite beperkt zal blijven tot 1.400.000,-, waarop nog in
mindering moet worden gebracht de hogere opbrengst van de algemene uitkering in verband
met de subjectieve correctie 1953. Per saldo verwachten wij een rekeningstekort over
1958 van ruim 1.000.000,-, welk tekort kan. worden gecompenseerd door de beschikking
over een deel van de saldi-reserve, welke na het dienstjaar 1957 nog een bedrag beloopt
van 3.373.940,42.
De rekening 1958 wordt thans opgemaakt. Indien bij het opstellen van wns antwoord op
het centraal rapport de nodige cijfers beschikbaar zijn, zullen wij U hiervan medede
ling doen.
Subjectieve verhoging 1959
De primitieve begroting 1959 (inclusief 1e wijziging) is vastgesteld met een tekort aan
algemene dekkingsmiddelen van 2.992,479,-. Tijdens de behandeling van deze begroting
was nog niet bekend ofvoor1959 een verzoek om subjectieve correctie kon worden ingediend.
Door de verlenging van de noodregeling 1953 - 1958 voor het jaar 1959, in afwachting van
de nieuwe regeling, is de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek voor 1959 ge
opend, waartoe in Uw vergadering van 11 maart 1959 is besloten en waarbij het tekort
1959 als basis is gesteld,
Inmiddels zijn bij de circulaire vah de minister van binnenlandse zaken van 12 mei 1959
nadere richtlijnen vastgesteld voor de beoordeling van de ingekomen verzoeken voor 1959.
In deze circulaire wordt medegedeeld, dat voor 1959 voor subjectieve correctie in het
gemeentefonds slechts beschikbaar is een bedrag van 20,000.000,-, waaraan de conclusie
verbonden wordtdat bij de beoordeling van de verzoeken grote voorzichtigheid zal worden
betracht.
De onbevredigende situatie van voorgaande jaren - het absoluut onvoldoende beschikbaar
zijn van middelen - blijft bestaan, met het gevolg dat de beoordelingsrichtlijnen zeer
zwaar worden gesteld.»
Om U enig inzicht te geven in de sfeer waarin de verzoeken zullen worden behandeld
citeren wij hierna, een passage uit de hiervoorgenoemde circulaire.
"Naar het oordeel van mijn genoemde ambtgenoot en mij zal daarbij de regel gevolgd
"moeten worden, dat de gemeenten, bij de sinds enige tijd bestaande rust in de lonen
en prijzen, eventuele uitgavenstijgingen ten opzichte van 1958 binnen het raam van
"de inkomsten volgens de voor 1959 geldende uitkeringspercentages zullen hebben op te
"vangen. Op deze regel zal slechts een uitzondering kunnen worden gemaakt voor de ge-
"vallen, waarin de beschikbare middelen geen dekking bieden voor in verhouding tot het